Op de afbeelding staat een gedenkteken met de titel “Het verstoorde leven” van kunstenaar Arno Kramer. Je ziet een schuin oplopende geometrische figuur met een diepe kloof in de vorm van een bliksemschicht die de betonnen sculptuur in tweeën splijt. De gebroken steen verbeeldt het verstoorde leven van de Joodse slachtoffers van de holocaust. Het kunstwerk staat op de oever van de IJssel in Deventer, de stad waar de joodse studente Etty Hillesum is opgegroeid. Het monument is ook naar haar vernoemd, zij schreef in de Tweede Wereldoorlog dagboeknotities die bewaard zijn gebleven en in 1981 gepubliceerd onder de titel “Het verstoorde leven”. De kunstenaar heeft een citaat van haar gebeiteld in de steen: ‘Men zou een pleister op vele wonden willen zijn’.
Etty Hillesum begint met schrijven als ze 27 jaar oud is, maart 1941, ze studeert in Amsterdam. Het net sluit zich steeds nauwer rond de Joodse bevolking, razzia’s en deportaties zijn aan de orde van de dag. Etty is er geestelijk slecht aan toe, is somber en worstelt met gevoelens van minderwaardigheid en gebrek aan zelfvertrouwen, met levensangst. Zij zoekt hulp en vindt die in de persoon van Julius Spier, hij wordt haar geestelijk begeleider en geliefde. Hij adviseert haar om te gaan schrijven. Onder de hoogspanning van de oorlog, met de dood voor ogen, maakt zij een opmerkelijke ontwikkeling en geestelijke bloei door. Er groeit in haar een krachtig geloof, een vertrouwen dat zij weet te bewaren ook in die barre oorlogstijd. Haar dagboek breekt af in 1943, na een verblijf in kamp Westerbork wordt zij samen met haar familie gedeporteerd naar Auschwitz en sterft in november.
Vandaag gedenken wij alle slachtoffers van die oorlog, en beseffen we weer hoe kostbaar het leven in vrede en vrijheid is. En we beseffen ook dat gedenken verder reikt dan herinneren en benoemen wat er is gebeurd, zeggen ‘dit nooit meer’ en ‘opdat wij niet vergeten’. Gedenken vraagt ook om alertheid en verandering en verzet. In onze samenleving steekt steeds weer antisemitisme de kop op en is discriminatie op grond van kleur, geloof, seksuele voorkeur en sekse, bepaald niet verdwenen. De dichteres Ankie Peypers verwoordt het indringend in ‘De vrijheid kwam in het voorjaar’.
De vrijheid kwam in het voorjaar
de vrijheid komt in het voorjaar
kijk maar we vieren haar
ze kwam kapot en in tranen
ze had oorlog onder de leden
je kon niet geloven
dat komt ze te boven
haar lauwerkrans was voor doden
maar ze vroeg ons haar door te geven
ik lig in jullie handen, zei ze
wees niet stil, zoals ik niet stil was
denk niet dat het onmogelijk is
denk dat het onmogelijk is, maar doe het
neem me mee
naar waar ik niet ben
neem me mee, zegt ze
laat me leven
(Ankie Peypers, 2000)
– Matty Metzlar