Stille Zaterdag en Paasnacht, 11 april 2020

Het is Stille Zaterdag. Wij mensen zijn volledig op onszelf teruggeworpen, na de tragische gebeurtenissen van de Goede Vrijdag, de kruisdood van Jezus. Voor ons ligt de onmetelijke diepte van de nacht, de donkere nacht waar we doorheen moeten, de Paasnacht. Zoals we ook in de huidige crisis ten gevolge van de corona-pandemie nu met zijn allen door een diep dal moeten; een lange reis, niemand weet hoe lang, maar we moeten er de tijd voor nemen. Het is als een lange donkere tunnel, waar we de hoop mogen vestigen op het voorzichtige nieuwe licht dat aan het eind van de tunnel gloort.

In het schaarse maanlicht

We beginnen de Paasnachtviering ieder jaar in een donkere Martinikerk. Alleen staat dit jaar slechts de nieuwe Paaskaars in het donker te wachten. Door de grote vensters van de kerk schijnt het maanlicht. Dat brengt ons een strofe uit de Matthäus Passion van Bach in herinnering:

So ist mein Jesus nun gefangen.
Laßt ihn, haltet, bindet nicht!
Mond und Licht
ist vor Schmerzen untergangen,
weil mein Jesus ist gefangen.
Laßt ihn, haltet, bindet nicht!
Sie führen ihn, er ist gebunden.

We lezen Lucas 23 vers 54 t/m 24 vers 11 (NBV)

Het was de voorbereidingsdag, de sabbat was bijna aangebroken. De vrouwen die met Jezus waren meegereisd uit Galilea, volgden Josef naar het graf om het te bekijken en om te zien hoe Jezus’ lichaam er werd neergelegd. Daarna gingen ze naar huis en bereidden ze geurige olie en balsem. Op sabbat namen ze de voorgeschreven rust in acht.

Maar op de eerste dag van de week gingen ze bij het ochtendgloren naar het graf met de geurige olie die ze bereid hadden. Bij het graf aangekomen, zagen ze echter dat de steen voor het graf was weggerold, en toen ze naar binnen gingen, vonden ze het lichaam van de Heer Jezus niet. Hierdoor raakten ze helemaal van streek. Plotseling stonden er twee mannen in stralende gewaden bij hen. Ze werden door schrik bevangen en sloegen de handen voor hun ogen. De mannen zeiden tegen hen: “Waarom zoekt u de levende onder de doden? Hij is niet hier, hij is uit de dood opgewekt. Herinner u wat hij u gezegd heeft toen hij nog in Galilea was: de Mensenzoon moest worden uitgeleverd aan zondaars en moest gekruisigd worden en op de derde dag opstaan.” Toen herinnerden ze zich zijn woorden.

Ze keerden terug van het graf en gingen aan de elf en aan alle anderen vertellen wat er was gebeurd. De vrouwen die het graf bezochten, waren Maria uit Magdala, Johanna, Maria de moeder van Jakobus, en nog enkele andere vrouwen die hen vergezelden. Ze vertelden de apostelen wat er was gebeurd, maar die vonden het maar kletspraat en geloofden het niet.

Overweging

Normaal is de Paaswake de meest uitbundige viering van het kerkelijk jaar. We vieren de doorbraak van licht en leven met alles wat we in huis hebben aan vormen en liederen, woorden en gebaren. Het licht wordt binnengedragen, we lezen hoofdlijnen uit de Schrift, staan stil bij de betekenis van onze Doop en vieren rond de Tafel de gemeenschap met de Levende Heer. Dit jaar is het allemaal anders. Noodgedwongen blijven alle vormen die die traditie ons aanreikt achterwege. We moeten het doen met slechts afbeeldingen van de nieuwe Paaskaars.

Ongewild worden we één met wie geen bruikbare woorden of gebaren meer hebben door wat het leven bracht. Geschonden vertrouwen, zorg, gemis van gezondheid, verdriet – het donker kan diep zijn. Het evangelie van de Paasnacht begint in dit donker, met leegte en stilte. Dat kan misschien helpen om toch schoorvoetend de beweging te maken, de overgang van donker naar licht, van moedeloosheid naar vertrouwen, van stilte naar een lied.

De leerlingen van Jezus zijn al een tijdje buiten beeld. Ze hadden Hem verraden of verloochend – of waren angstig weggevlucht. Enkele vrouwen waren wel bij Jezus gebleven. Lucas had ze een paar keer eerder genoemd, terloops en anoniem. In Galilea waren zij door Jezus bevrijd van boze geesten en van ziekten. Sindsdien waren zij Jezus nagevolgd. De gegevens zijn summier maar veelzeggend, want in die tijd en omstandigheden horen vrouwen bij het meest rechteloze deel van de samenleving. En bezetenen en zieken zijn daarenboven ook nog in de greep van duistere krachten.

Jezus had hen aangesproken en opgericht. In Galilea had Hij hun leven een nieuwe wending gegeven. En ze waren opgestaan, achter Jezus aangegaan en Hem nagevolgd. Van Galilea naar Jeruzalem. En daar: van het Sanhedrin naar Pilatus en van Pilatus naar Golgotha. Telkens gebruikt Lucas het woord navolgen. In het verhaal van de Paasnacht leggen zij de laatste etappe af: zij volgen Jezus na tot aan het graf. “De vrouwen, die met Jezus waren meegereisd uit Galilea, volgden na en zij bekeken het graf en hoe zijn lichaam werd neergelegd.” Tot zover het duister, de verloren hoop.

Dan vertelt Lucas van twee mannen in blinkende gewaden. Dat had hij een keer eerder gedaan: in het verhaal van de verheerlijking van Jezus op de berg (Lucas 9:30). Het waren Mozes en Elia, de verpersoonlijking van Wet en Profeten, van de Schrift. Zij spraken met Jezus over zijn Exodus. Ook nu bij het lege graf verschijnen Mozes en Elia om over de Uittocht te spreken. Weer klinkt het getuigenis van Wet en Profeten. “Wat zoekt ge de Levende bij de doden? Hij is niet hier.

Mozes en Elia – volgens de Schrift is er van hen beiden op aarde geen graf gevonden – zij zijn de verpersoonlijking van het getuigenis van de Schrift, dat ook Jezus niet in een graf te vinden is. Hij is de Levende en zijn woord dat de vrouwen in Galilea had opgericht klinkt nog steeds. Op grond van dit verstaan van de Schrift keren de vrouwen het graf de rug toe. En op dat moment in het verhaal krijgen deze tot nu toe anonieme vrouwen hun naam: Maria van Magdala, Johanna, Maria, moeder van Jakobus. In de navolging krijgen zij hun naam, hun identiteit. Zij weten dat navolging betekent: weggaan van het graf van Jezus, omdat zijn woord nog steeds een bron van leven is.

De leerlingen van het eerste uur hebben nog een lange weg te gaan voor zij dat verstaan. Pas in het verhaal van de hemelvaart (Handelingen 1:10) begint het te lukken. Dan verschijnen voor de derde maal die twee mannen. “Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel?” Dat hun weg achter de Heer niet stopt bij zijn graf hadden ze inmiddels begrepen. Maar dat zij hun hart ook niet in de hemel moeten hebben, maar op de aarde, die Beloofd Land moet worden, dat moet het getuigenis van Mozes en Elia hen nog duidelijk maken. Zo gaat het verhaal via Jeruzalem verder. Van daaruit is het de wereld overgegaan. En telkens opnieuw als het getuigenis van Wet en Profeten klinkt, worden mensen weggeroepen uit het graf van moedeloosheid en traagheid en op weg gezet achter de Levende aan – op weg, altijd op weg – naar Jeruzalem Nieuw, waar God de tranen zal afwissen en waar het donker voorgoed is opgeklaard.

– Ynte de Groot

Muziek in de Paasnacht

Van oudsher wordt in de Paasnacht het Victimae Paschali Laudes gezongen. In het verleden werd het ook wel op het orgel van de Martinikerk gespeeld aan het eind van de Paasnachtviering. Luister via Youtube naar een opname van het Victimae Paschali Laudes vanuit de Notre Dame in Parijs. Zoals wij terugverlangen naar onze vieringen, zo doen ze dat in Parijs sinds de Goede Week van 2019 al een jaar lang. Beschouw dit als een mooie vorm van solidariteit. [Een link naar dezelfde opname, mét de Latijnse tekst en Nederlandse vertaling daarvan, vind je op de pagina van de Priorij Thabor te St. Odiliënberg.]

De ‘protestantse versie’ hiervan is cantate BWV 4 van Johann Sebastian Bach. Er zijn op internet vele uitvoeringen van te vinden, luister bijvoorbeeld hier naar een orgeluitvoering van het koraal BWV 625 ‘Christ lag in Todesbanden’. In beide muziekstukken (Victimae Paschali Laudes en Christ lag in Todesbanden) zou je dezelfde hoofdmelodie kunnen herkennen.

De paaskaarsen van 2020

Voor de 31e keer de paaskaarsen, de grote en de kinderkaars. Ik weet nog dat ik 1990 als eerste jaar op de kaarsen zette in m’n oude koude atelier in de stad. Ieder jaar op Goede Vrijdag kwam Hans van der Veen ze ophalen. Dit jaar gaat dat iets anders, Hans werkt thuis en haalt ‘m iets eerder, en ik woon ondertussen al vijf jaar in Ezinge.

Het thema van dit jaar is een gedicht van Remco Campert, uit Vogels vliegen toch (1951).

CREDO

ik geloof in een rivier
die stroomt van zee naar de bergen
ik vraag van poëzie niet meer
dan die rivier in kaart te brengen

ik wil geen water uit de rotsen slaan
maar ik wil water naar de rotsen dragen
droge zwarte rots
wordt blauwe waterrots

maar de kranten willen het anders
willen droog en zwart van koppen staan
werpen dammen op en dwingen
rechtsomkeert

De harde koppen besloot ik letterlijk zwart op wit neer te zetten in woorden. En ik werkte aan de kracht van water en rotsen. De krantenkoppen die harde feiten neerzetten en ongenadig schreeuwend neerdrukken en tegelijk water naar de rotsen dragen, wat symbool staat voor de zachte krachten, tegen de verdrukking ingaan.

Hoe waar is het, zeker nu in de coronacrisis, dat de zachte krachten ontzettend nodig zijn, opstaan, helpen waar je kunt en je niet gek laten maken door harde feiten. De zwart-witte krantenkoppen heb ik daarom achter blauw van de lucht wat verzacht en uiteindelijk schijnt zonlicht er overheen. Je kunt ze nog lezen, maar ze worden door het licht opgezogen. Dat er uit deze wereldwijde crisis iets mag opbloeien, we weer buigen voor de schoonheid van de natuur, genieten van de kleinste bloem die zonder vragen bloeit nu het weer lente is. Respect hebben voor de aarde en voor elkaar, dat we uiteindelijk weer als één organisme mogen ademen. Dat alle kaarsen die dit jaar aan de paaskaarsen worden aangestoken een stukje licht mogen brengen.

De kinderkaarsen maak ik altijd in dezelfde kleuren, maar ik vertaal de grotemensendingen naar iets wat bij hen past.

– Matty de Vries (www.mattydevries.nl)

P.S. Drie foto’s van de nieuwe paaskaars zijn tussengevoegd bij de overweging van Ynte de Groot (hierboven). Nog twee extra foto’s van deze nieuwe kaars zie je vanaf morgen op deze website, bij de overweging van Paasmorgen, 12 april 2020.