Paasmorgen, 12 april 2020

De paaskaarsen van 2020

Voor de 31e keer de paaskaarsen, de grote en de kinderkaars. Ik weet nog dat ik 1990 als eerste jaar op de kaarsen zette in m’n oude koude atelier in de stad. Ieder jaar op Goede Vrijdag kwam Hans van der Veen ze ophalen. Dit jaar gaat dat iets anders, Hans werkt thuis en haalt ‘m iets eerder, en ik woon ondertussen al vijf jaar in Ezinge.

Het thema van dit jaar is een gedicht van Remco Campert, uit Vogels vliegen toch (1951).

CREDO

ik geloof in een rivier
die stroomt van zee naar de bergen
ik vraag van poëzie niet meer
dan die rivier in kaart te brengen

ik wil geen water uit de rotsen slaan
maar ik wil water naar de rotsen dragen
droge zwarte rots
wordt blauwe waterrots

maar de kranten willen het anders
willen droog en zwart van koppen staan
werpen dammen op en dwingen
rechtsomkeert

De harde koppen besloot ik letterlijk zwart op wit neer te zetten in woorden. En ik werkte aan de kracht van water en rotsen. De krantenkoppen die harde feiten neerzetten en ongenadig schreeuwend neerdrukken en tegelijk water naar de rotsen dragen, wat symbool staat voor de zachte krachten, tegen de verdrukking ingaan.

Hoe waar is het, zeker nu in de coronacrisis, dat de zachte krachten ontzettend nodig zijn, opstaan, helpen waar je kunt en je niet gek laten maken door harde feiten. De zwart-witte krantenkoppen heb ik daarom achter blauw van de lucht wat verzacht en uiteindelijk schijnt zonlicht er overheen. Je kunt ze nog lezen, maar ze worden door het licht opgezogen. Dat er uit deze wereldwijde crisis iets mag opbloeien, we weer buigen voor de schoonheid van de natuur, genieten van de kleinste bloem die zonder vragen bloeit nu het weer lente is. Respect hebben voor de aarde en voor elkaar, dat we uiteindelijk weer als één organisme mogen ademen. Dat alle kaarsen die dit jaar aan de paaskaarsen worden aangestoken een stukje licht mogen brengen.

De kinderkaarsen maak ik altijd in dezelfde kleuren, maar ik vertaal de grotemensendingen naar iets wat bij hen past.

– Matty de Vries (www.mattydevries.nl)

Overweging (Bijbeltekst: Johannes 20:1-18)

De tuin

Een morgen ben ik zeer vroeg opgestaan
en zie de bloemen, halmen, grassen staan
in een zo helder eigenaardig licht
of zij daar nog niet lang alleen zo staan,
maar iemand juist van hen was heengegaan,
zo, als men in gezelschap binnentreedt
in stilte, en weet dat er gesproken is,
maar niemand u wil zeggen wat het was.
Het is of er een engel op dit gras
getreden is en juist verdwenen is,
zodat nog alles luistert naar zijn tred
en halmen, grassen staan nog in gebed.


(J.W.F. Werumeus Buning)

Lieve mensen van Pasen, Martinigangers,

Op de foto zien wij de nieuwe Paaskaars, het licht van de opgestane Heer, temidden van het groen en de gele narcissen. Het licht van Christus schijnt in onze wereld, als een lichtend vuur dat nooit meer dooft. Kunstenaar Matty de Vries vertelt haar verhaal over het thema en de symboliek van deze kaars. Ik wens jullie een gezegende Pasen, houd moed, heb lief!

Christus verschijnt aan Maria in de tuin (Rembrandt van Rijn)

In de tuin staat een vrouw bij een graf. Het is donker om haar heen, hier ligt een vriend, nog maar pas begraven. Hij is vermoord na een schijnproces. Zij was erbij, zij heeft Hem niet alleen gelaten, zij is hem gevolgd tot onder het kruis.

In de tuin staat een vrouw bij een geopend graf, Maria van Magdala. Zij huilt en huilt… een beeld van intens verdriet, zij is opgesloten in rouw en verlies. Het is een beeld dat diep in ons hart doordringt, vanochtend op deze eerste dag van de week, de zondag van Pasen.

In een waas van tranen buigt Maria zich naar het lege graf. Op dat moment ziet zij twee hemelse boodschappers zitten in witte kleren, één bij het hoofdeind en één bij het voeteneind van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen. “Waarom huil je”, vragen ze aan haar. Zij spreken haar aan, zien haar staan, Maria kan haar hart luchten, uiting geven aan haar pijn, zo ontstaat er wat ruimte in haar eenzaamheid en verdriet. “Ze hebben mijn Heer weggenomen, en ik weet niet waar ze hem naartoe hebben gebracht”, antwoordt Maria.

En dan gebeurt er iets dat zo wezenlijk is en aangrijpend… Maria draait zich om, zij staat met de rug naar het lege graf, zij ziet een tuinman staan, zonder in hem haar gestorven vriend te herkennen.

Rembrandt tekent die tuinman, de opgestane Christus, met een grote hoed op en met een schop in zijn linkerhand, met zijn rechterhand reikt hij naar Maria die geknield op de grond zit. Zij ziet er wanhopig uit, ze weet niet waar ze het zoeken moet en kijkt handenwringend naar hem op. Ook hij vraagt haar: “Waarom huil je? Wie zoek je?” Ook bij hem lucht zij haar hart: “Als u hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u hem hebt neergelegd…”

En dan noemt de tuinman haar bij haar naam: ‘Maria’. Zij keert zich naar Hem toe en pas dan herkent zij in de tuinman haar gestorven vriend. Hij noemt haar naam en zij antwoordt met: ‘mijn meester, rabboeni’.

Christus verschijnt aan Maria in de gestalte van een tuinman, een hovenier. De tuin van Jozef van Arimatea wordt hier een nieuwe tuin van Eden. En zoals de eerste Adam hovenier was in die oertuin van den beginne, zo verschijnt Christus als de tweede Adam, als een hovenier aan Maria.

Temidden van het groen en de gele narcissen schijnt het licht van Christus, licht dat geen duisternis of dood nog ongedaan kan maken. Hij is de hovenier in de tuin van ons bestaan, in onze wereld. Hij is de hovenier van ons hart, van ons leven. Zou dat niet een zinvol beeld zijn om bij stil te staan in deze tijd van crisis? Wat heeft deze tuinman te doen in de tuin van mijn leven? Is de bodem vruchtbaar, komt er voldoende licht binnen, is er ruimte voor groei, wat doet het goed, wat dreigt te worden verstikt? Wat moet gesnoeid of gewied in onze tuin? De hovenier houdt een schop in zijn hand, deze verwijst naar het zware werk wat gedaan moet worden, spitten, schoffelen, zaaien, snoeien, wieden. De hovenier heeft een zeer aandachtig oog, hij ziet de tuin als een geheel, een ecosysteem waar alles met alles samenhangt, waar hij zorgt voor de juiste omstandigheden om iedere boom en iedere plant, iedere bloem tot zijn recht te laten komen.

En zo legt Johannes zijn eigen accent in het Paasevangelie, een vrouw ontmoet opnieuw, in de gestalte van een hovenier, haar leermeester in een tuin, de tuin van onze wereld, onze aarde die in de greep is van een wereldwijde crisis, de aarde die op vele plekken snakt naar adem, die uitgeput en verwoest wordt. Christus, de tuinman, ziet Maria staan, ziet ons staan en roept ons bij onze naam, en wij beantwoorden zijn stem, wij staan op uit onze angst en onmacht, keren om van het lege graf en komen in beweging… en zingen een Paaslied (NLB 630)

Sta op! Een morgen ongedacht,
Gods dag is aangebroken,
er is in één bewogen nacht
een nieuwe lente ontloken.
Het leven brak door aarde en steen,
uit alle wonderen om u heen
spreekt, dat God heeft gesproken.

Hij heeft gezegd: Gij mens, kom uit,
open uw dode oren;
kom uit het graf dat u omsluit,
kom uit en word geboren!
Toen heeft zich in het vroegste licht
de nieuwe Adam opgericht,
ons allen lang tevoren.

– Matty Metzlar