Vanochtend begin ik de dag met een gedicht ‘Sprookje’ van Vasalis, zij heeft de tekst opgedragen aan haar moeder en dochtertje. Het verbeeldt een klein en intiem tafereel waarin oma een sprookje vertelt aan haar kleinkind.
Als kind had ik een heel goede band met mijn grootouders, speciaal met de beppe naar wie ik ben vernoemd, Martha. Zij was een stoere, Friese schippersvrouw, maar toen ik werd geboren woonde ze al in een huis aan de wal; pake heb ik niet goed gekend, hij overleed toen ik drie jaar was. Beppe’s huis stond vlakbij mijn basisschool, na schooltijd ging ik graag naar haar toe en liet me verwennen, ik mocht spelen op de geheimzinnige zolder, spannende boeken lezen bij de kolenkachel, oude foto’s bekijken en luisteren naar verhalen; zij bakte pannenkoeken die ze warm hield op een ouderwets petroleumstel. Het was gezellig en vertrouwd bij haar thuis. Grootouders… nu ik zelf ouder ben en terugkijk, besef ik pas hoezeer ik ook door hén ben geworden wie ik ben. En voel dankbaarheid voor de aandacht, liefde en levenservaring die zij mij hebben gegeven. Ouderen en jongeren… het contact en de wisselwerking tussen generaties, hoe waardevol is dat.
Het gedicht van Vasalis raakt mij vanwege de sfeer van intimiteit en geborgenheid. Oma vertelt haar kleinkind een sprookje en zij luisteren beiden alsof de vertelling een levende werkelijkheid wordt, met ogen zo groot, zo vol verwondering, zo luisteren zij samen… oma en kleindochter, het witte en het blonde haar. Het oude witte hoofd met een vol en rijk verleden, naast het blonde hoofdje met een zee aan toekomende tijd. In elkaar verzonken, in het moment van heden, het lijkt een eeuwigheid. Het is een moment van volkomen overgave, opgenomen zijn in dat oeroude verhaal. Een kostbare, bijna paradijselijke ervaring van harmonie en verbinding. Ligt er daarom ook een zweem van weemoed over het tafereel? We willen soms zo graag ergens blijven, of iets vasthouden, terug naar waar het goed was, maar je kunt eigenlijk alleen maar verder… de tijd stroomt door.
Sprookje
(voor mijn moeder en dochtertje)
Zij luistren beiden naar een oud verhaal,
wondere dingen komen aangevlogen,
zichtbaar in hun verwijde ogen,
als bloemen, drijvend in een schaal.
Er is een zachte spanning in hun wezen,
zij zijn verloren en verzonken in elkaar,
– het witte en het blonde haar –
geloof het maar, geloof het maar,
alles wat zij vertelt is waar
en nooit zal je iets mooiers lezen.
(M. Vasalis, De vogel Phoenix, 1947)
– Matty Metzlar