Vorige week was ik bij de voorstelling DNA van Karin Noeken in de Groninger Archieven. Tussen de archiefkasten vertelde ze over de bijzondere figuren uit haar familiegeschiedenis. Zelf werd ze geboren in het revolutionaire jaar 1968. Het jaar van studentenprotesten, van de Praagse lente, de Vietnamoorlog, de moord op Martin Luther King en Robert Kennedy. Als kind was ze zich nog niet bewust van de bijzondere tijd waarin ze leefde.
De dag na de voorstelling ging ik op kraamvisite bij mijn jongste nichtje Lana. Haar naam betekent ‘kalm als stille wateren’. Tijdens ons bezoek lag ze rustig te slapen in de wandelwagen. Lana is geboren in 2020, het jaar van het coronavirus. Ze heeft er nog geen besef van.
Hoe zullen we ons 2020 herinneren, vraag ik me af. Dat hangt natuurlijk af van hoe lang het coronavirus nog duurt en de invloed die het heeft. Misschien zijn we het over een paar jaar wel weer vergeten. Of misschien komt er hierna nog wel een erger virus, waarbij COVID-19 in het niet valt.
Als ik terugkijk op 2020 tot nu toe, lijkt het één lange dag achter de laptop aan de achterkamertafel. Tekstjes typen, mails versturen en af en toe een telefoontje, tot het vijf uur is. Daarna verhuis ik naar de voorkamer. De gedachte dat dit nog een aantal maanden gaat duren, stemt mij niet erg vrolijk. Het liefst zou ik dit jaar achterlaten en met een schone lei beginnen. Met het vuurwerk van 2021 het virus uit het oude jaar verdrijven.
Maar er is geen vuurwerk, hooguit een paar kleine vonkjes. Ik geniet van een warme avond op het terras of het balkon, of een theatervoorstelling op afstand. Leven bij de dag werkt het beste: me verwonderen of vrolijk maken over wat toevallig voorbijkomt. Net als mijn nichtje van twee weken oud.
– Tim Smid