Winterdagje (48)

Op de wierde van Groot Wetsinge tussen Sauwerd en Winsum staat een beeld van Gert Sennema, ‘Mij dorst’. Een houten man staat licht voorovergebogen, een gepijnigde blik, met een lange stok in zijn hand, aan het einde van de stok een spons. De stok staat in lijn met de nog kale takken van de bomen achter het beeld. ‘Mij dorst’ heet het beeld naar één van de kruiswoorden van Jezus. Jezus hing aan het kruis, had dorst en kreeg via een spons aan een stok vocht aangereikt.

De sculptuur van Gert Sennema vind ik goed bij deze tijd passen. We hebben dorst naar contact, naar mensen zien, naar aanraken, naar inspiratie. De houten figuur lijkt wanhopig met de spons op zijn stok de regendruppels uit de lucht te plukken. Ik kwam bij het kunstwerk na een lange fietstocht over het Hogeland. De zon scheen, het was 15 graden, er hing een vroege lente in de lucht. Ik fietste langs het Reitdiep naar Wierumerschouw op zoek naar de eerste tekenen van de lente. Bij het Sterrebos in de stad stonden de eerste krokussen al voorzichtig in bloei. Maar op het Hogeland waren nog weinig sneeuwklokjes en krokussen te zien. Op sommige sloten lag nog ijs en her en der een hoopje sneeuw. De wierde van Wierumerschouw lag er nog kaal bij. Medewerkers van de gemeente waren bezig takken te snoeien. Het idyllische plekje was niet zo mooi als in de lente of zomer.

De terugweg naar de stad was taai. Er stond een flinke tegenwind en mijn stadse transportfiets trapte zwaar. Ik was even vergeten dat het op het Hogeland altijd waait. De stadse fiets is niet gemaakt op de stevige trappartijen tegen de wind in en ik had mijn banden ook wel wat beter kunnen oppompen. Thuisgekomen gaf de stappenteller op mijn telefoon een nieuw record aan (hij rekent ook fietsen mee): meer dan 20.000 stappen!

Door de vroege lente had ik zin gekregen in speciaalbiertjes drinken op een terras. Maar dat mag niet. De cafés blijven nog gesloten. In de supermarkt zocht ik een paar bijzondere biertjes uit, die ik ’s avonds met een vriend van mij soldaat maakte. Niet te veel en niet te lang, want door de avondklok moest ik weer op tijd thuis zijn.

Ik besefte weer eens: we zijn er nog niet. De lente is begonnen, ik word er vrolijk van, maar corona is nog niet weg. De lockdown is nog niet voorbij, de besmettingen lopen nog steeds op en het einde is nog niet in zicht.

Eigenlijk zou de man met de stok met zijn spons genezing uit de lucht moeten halen. Hij staat voorovergebogen, hij ziet niet waar de stok naartoe reikt maar hij houdt vol. Dat moeten wij ook maar doen.

– Tim Smid