Lentedagje (54)

Foto: Kgw (at) de.wikipedia.org, CC BY-SA 3.0

Afgelopen week lazen we bij het GSp het essay voor de maand van de filosofie, Vuurduin, geschreven door filosoof Eva Meijer. Ze vertelt hoe ze voor het schrijven van het essay een week op Vlieland verblijft, het vakantie-eiland van haar jeugd. Daar treft ze een eiland aan dat veranderd is. ‘Ik kan de zeepokken niet vinden’ (ik had daar ook nog nooit over gehoord), zo begint het essay.

Meijer stelt de vraag of er in tijden van klimaatverandering en verdwijnende ecosystemen alleen maar sprake is van verlies, of dat we er ook iets tegenover kunnen stellen. Een van de dingen die zij er tegenover stelt is boosheid. Dat is het fraaie van het genre van het essay, je hoeft je als schrijver niet in te houden.

Waar is de filosoof boos over? Ze is boos over de industriële manier waarop we met dieren omgaan, alsof het levenloze grondstoffen zijn. Ze is boos dat mensen zo gemakkelijk hun gezicht afkeren of mensen die onze omgang met de planeet bevragen ‘tuttutten’. Ze is boos over het verlies van eeuwenoude bossen door houtkap, vervuiling van de planeet en de nonchalance van de mens. Tot slot is ze teleurgesteld in de ervaring dat de emotie boosheid vaak belachelijk wordt gemaakt.

Ik denk inderdaad dat boosheid een slechte naam heeft. Het is een ‘negatieve’ emotie, geassocieerd met relschoppers, geweld, agressie, labiele Kamerleden, jengelige kinderen of onmachtige ouders. Toch denk ik dat Meijer iets belangrijks te pakken heeft wanneer ze stil staat bij haar eigen boosheid. Boosheid heeft een sterke signaalfunctie: het kan duiden op een angst die sluimert en nog niet benoemd is, of duiden op rouw. Zowel angst over de gevolgen die ons staan te wachten als rouw over het verlies van een wereld die verdwijnt kunnen een reden voor boosheid en woede zijn.

In de christelijke traditie kennen we zoiets als heilige woede. Woede over onrecht. Het is dan de kunst om de woede niet bezit van je te laten nemen, of om je woede op je omgeving af te reageren. Heilige woede is je woede heiligen. Je doet dat door je te blijven opwinden over alles wat er niet goed gaat zonder dat je ziel er onder gaat lijden. Ik denk dat hier duidelijk wordt waarom het gebed zo’n centrale plaats heeft in het christelijke leven. Het is het ventiel waardoor de opgebouwde boosheid kan ontsnappen.

Door te letten op woede van mensen, kunnen we misschien ook meer oog krijgen voor hun angst of verdriet. In plaats van te denken, ‘wat een naar persoon’, kunnen we ook zeggen, wat gaat hem of haar nu zo ter harte? Wat dreigt iemand te verliezen, of wat heeft iemand al verloren?

Eva Meijer idealiseert de boosheid ook niet. Naast dat het ons de ogen kan openen voor wat we echt geloven, kan het ook onze blik vertroebelen. Ook hierin lijkt boosheid op verdriet. C.S. Lewis schreef het al, het is moeilijk scherp zien met ogen die gevuld zijn met tranen. Daarom moeten de tranen ook weer worden afgewist. Wij troosten elkaar in tijden van verdriet, zou het ook kunnen in tijden van woede? Of moeten we de heilige woede in elkaar juist aanwakkeren?

– Arjen Zijderveld

Lentedagje (53) Licht

Ik ben een midzomernachtskind en dat was een passend geboortemoment voor mij want ik heb de zon meer nodig dan de meeste mensen. Ik vrees dat die vriend van mij in Florida wiens celraam al zolang niet gewassen is dat hij niet kan zien wat voor weer het buiten de gevangenis is, wel aan mijn mails kan lezen of de zon in Groningen schijnt. Hij herinnerde me er vorige week aan dat ik mijn lichtlamp aan kon zetten en inderdaad: het was grijs, koud en mijn gedachten werden donker.

Deze week was alles lichter en makkelijker. Zoals altijd in het voorjaar. Wanneer de zon verdwijnt, moet ik werken voor mijn geestelijke gezondheid. Lichtlamp aan, meer bewegen, extra vitamine D, zegeningen tellen.

Ik doe het iets meer over the top dan de meeste mensen vermoed ik maar ik ben de enige niet in dit land op wie het grijs zwaar drukt. Het treft me regelmatig hoe veel Nederlandse kerkliederen en teksten over licht gaan: Licht dat me aanstoot in de morgen, een levende lichtende God, licht dat vol van zegen is. We zingen het vol overgave en als we geluk hebben, stroomt het licht door het kerkraam naar binnen en veel van ons ervaren dat iedere zondag weer als een knipoog van de eeuwige. (Terzijde – ik zwom vanochtend in de stralende zon, merkt u het? Ik doe hier zomaar of we gewoon binnenkort weer, alsof het niks is, in de kerk naar de kerk gaan.)

Licht is een bijbels thema, natuurlijk. Maar ik verwacht eigenlijk dat kerken in Afrika de nadruk wellicht wat meer leggen op al die verhalen over woestijnen en bronnen en klaterend water. Waar wij ook over zingen maar dat is niet een beeld dat ik voel tot in mijn haarvaten. Ooit vertelde een Eritrese puber mij over haar verbazing in haar eerste Nederlandse lente. Ze woonde aan het Noorderplantsoen dus ze had een eersteklas uitzicht op onze gekkigheid. “Als de zon komt, worden jullie echt helemaal raar Marieke. Alles verandert. Iedereen is buiten, iedereen lacht. Jullie gedragen je zoals wij soms doen als het regent! Vorig jaar snapte ik er niks van. Nu was ik hier in november en begin ik het te begrijpen…”

Licht is in dit land niet vanzelfsprekend. Licht is in dit leven niet vanzelfsprekend. Licht draagt je door de dagen…

Ik ben op zoek naar een mooie zin of een schitterende gedachten om dit verhaal mooi rond te krijgen. Ik kan het niet zo vinden, merk ik. Het thema is te groot. Wat het licht buiten met me doet dat krijg ik nog wel uitgelegd geloof ik.

Maar wat het Licht in mij met me doet is geen afgehecht verhaal en zal dat in dit leven wel niet worden ook. Vandaag schijnt de zon dus vandaag kan ik dat wel hebben.

– Marieke Laauwen

Lentedagje (52)

Sometimes it snows in April (Zo af en toe valt er sneeuw in April). Het is een nummer van Prince dat ik gister maar weer eens opzette. Het leek me wel toepasselijk. Begin april kan het weer alle kanten op. Dat weet ik goed, ik ben namelijk jarig begin april. Mijn verjaardagsfeestjes als kind konden dan ook alle kanten op: zwemmen in het Veluwemeer, of binnen iets in elkaar knutselen omdat het gutst van de regen.

Voor Prince is sneeuw in april een beeld dat de mooie zachte lentetijd ook guur, nat en koud kan zijn. Ik heb er een iets ander gevoel bij. Voor mijn gevoel past het goed bij het feest van de opstanding. De veel te vroeg overleden gospelartiest Keith Green zit met zijn lied ‘Summersnow’ wat meer op die lijn: sneeuw in de zomer, je verwacht het niet, maar het ligt er toch maar even.

Pasen is het feest van het verhaal dat doorgaat. Het feest van het onverwachte en ongedachte dat tóch is gebeurd en daarmee mogelijk bleek. In die zin is een witte Pasen misschien nog wel mooier dan een witte kerst.

Nederlanders kletsen graag over het weer. Ik heb me laten vertellen dat dat komt omdat het weer het enige is dat we, in ons collectieve beleving, niet in de vingers hebben. ‘God schiep de wereld en de Nederlanders Nederland’. Kan wel zo zijn, maar we zijn en blijven ten diepste kinderen die verrast willen worden. En daarom fascineert het weer ons mateloos. Ik heb geen idee hoe je moet toetsten of dit idee waar is, maar ik vind de gedachte buitengewoon sympathiek.

Ik heb me voorgenomen, als ik weer eens word verrast door het weer, wanneer ik een nat pak krijg, of juist opeens in het zonnetje op m’n balkon kan zitten, ik dit als een klein paasgebeuren wil zien. Als een onverwachte gebeurtenis, wat eraan herinnert dat verhalen nooit zomaar stuk lopen. Dat onze levens niet vastliggen in een film die as we speak wordt vertoond. We kunnen échte keuzes maken, hopen is nooit onzin en de dingen kunnen altijd anders gaan dan dat je verwacht.

U kent vast wel de uitdrukking: ‘Wie moppert op het weer, moppert op de Heer.’ Ik wil er één aan toevoegen. ‘In de wisselvalligheid van het weer, zien we de verrassing van de Heer.’

– Arjen Zijderveld

Lentedagje (51)

Het is lente maar geen linkse lente. Toen vorige week woensdag om negen uur ’s avonds de uitslagen van de exitpoll van de verkiezingen naar buiten kwamen, bleek al snel dat de linkse partijen een historisch laag aantal zetels hadden gehaald. In de hoogtijdagen van Joop den Uyl haalde de PvdA wel eens 53 zetels; nu haalden de PvdA, GroenLinks en de SP samen maar 26 zetels. Veel van de zetels gingen naar D66 van Sigrid Kaag.

Ik stemde zoals meestal PvdA. Ik vind het belangrijk dat er een eerlijke verdeling van de welvaart is, dat kinderen uit minimagezinnen genoeg te eten hebben en naar school kunnen, dat er kansen zijn voor iedereen en dat we goed zorgen voor het milieu. Ik had gehoopt dat Lilianne Ploumen met haar ontwapenende nuchterheid nog voor een verrassing kon zorgen bij de verkiezingen maar die hoop bleef uit. Toen ik de volgende ochtend wakker werd en de verkiezingsuitslagen op me ingewerkt waren, realiseerde ik me dat ik bij een minderheid hoorde. Het socialisme is iets uit het verleden met een rode vlag, de Internationale, rooie vrouwen en de VARA-gids. Tegenwoordig stemmen mensen van links op de sociaal-liberalen van D66 of zijn ze opgeschoven naar rechts. Solidariteit lijkt iets uit het verleden.

Het lijkt erop dat veel mensen vooral voor hun eigen deelbelangen hebben gestemd. De horeca moet weer open, we moeten eerder met pensioen kunnen, er moeten niet te veel vluchtelingen ons land binnenkomen, boeren willen hun veestapel behouden. De stedelijke kosmopolieten willen een snelle energietransitie, aan de rechterkant willen kiezers Nederland houden zoals het is: liefst zo wit mogelijk (maar wel met zwarte piet…), zonder moskeeën, zonder windmolens en gewoon met elke avond een gehaktbal op het bord.

Ik mis de solidariteit. De socialisten hadden vroeger het verheffingsideaal, waarbij arbeiders door een goede opleiding het beter zouden krijgen. De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten: mensen met een hoger inkomen betalen meer belasting, zodat mensen met een krappere beurs mee kunnen profiteren van de welvaart. Nu heb je de ziektekostenverzekering van Promovendum voor hoger opgeleiden: als je hoger opgeleid bent, betaal je minder premie omdat je dan vaker een betere gezondheid hebt.

Links is als de kerk. Ooit was het een bloeiende beweging, nu behoor je tot een vergrijzende minderheid als je naar de kerk gaat. De vorm spreekt veel mensen niet meer aan. We slapen op zondagmorgen liever uit of lezen de Happinez in plaats van dat we naar een preek luisteren over een boek met weerbarstige verhalen uit een andere cultuur van tweeduizend jaar en meer geleden.

En toch blijf ik! Ik vind de vorm van de kerk ook niet altijd even aansprekend. Een preek is vaak te weinig interactief, de taal van de liederen komt uit een ander tijdperk, de melodieën zijn vaak honderden jaren oud. Maar de boodschap van de verhalen blijft me aanspreken: dat ieder mens ertoe doet, een lamme gaat lopen, een blinde weer gaat zien, dat de dood niet het laatste woord heeft.

Het doet me denken aan een liedje van cabaretier Jeroen van Merwijk, een maatschappijkritische cabaretier. Hij werd door de recensenten geprezen, maar trok geen volle zalen. Toch bleef hij voorstellingen maken, wel twintig. Begin deze maand overleed hij op 65-jarige leeftijd aan kanker. In het liedje ‘Ik geloof’ zingt hij over de dingen waarin hij gelooft: in het vechten tegen bierkaaien, in een wang voor een wang, een tand voor een tand, in verbeelding en in theater. Als conclusie trekt hij: “Met de moed van de wanhoop en tegen beter weten in blijf ik geloven omdat het wel moet.”

Al behoor ik misschien tot een minderheid, ik blijf in mijn idealen geloven. Het is misschien niet hip maar ik moet wel.

– Tim Smid

Beluister op Youtube het liedje ‘Ik geloof’ van Jeroen van Merwijk.

Lentedagje (50)

Officieel is dit (vrijdag 19 maart) nog een winterdagje. Morgen begint de lente en vanochtend toen ik naar het kanaal fietste om te zwemmen vroor het nog. Maar de zon was er ook. Uitbundig en hoog al! Gisteren was het grijs maar in het grijs was de lente misschien wel prominenter aanwezig dan in de zon. Juist omdat je ernaar moet zoeken, zie je meer dan wanneer de zon je overrompelt en je met lente om de oren slaat.

Terwijl ik een beetje mopperde gister op het grijs, het grauw en de miezer hoorde ik heel veel vogels. Ze zongen blijmoedig hun eigen lied en het klonk als een kerkkoor waarin iedereen zijn eigen favoriet zingt. Ik hoorde merels, meesjes en een parmantig hoep hoep. Ik ben niet heel goed in vogelgeluiden maar ik kan met zekerheid zeggen dat het een hop was, want hij donderde met behoorlijke vaart uit de boom voor mijn voeten. Zo’n mooi vogeltje met die indianenhoofdtooi boven zijn jarenvijftig-roze verenkleed. Ik denk dat hij een meisje aan het imponeren was. De spechten zijn daar ook druk mee. We hebben er een die vol vreugde op de lichtmasten van de tennisbaan zit te hakken. Al jaren. Een metalhead specht. Zolang hij niet naast je huis woont, is dat toch iets om om te glimlachen.

Ik wandelde met mijn hond. Twee keer per dag in hetzelfde gebied, al bijna 19 jaar, en nog zie ik nieuwe dingen en verrast de natuur me telkens weer. Er is een stukje op mijn wandeling waar mijn jachthond altijd even stevig met haar neus op de grond gaat. Vorige week zag ik er ineens een wezeltje het pad overschieten de sloot doorzwemmen en in een holletje in de oever duiken. Wat een cadeautje.

Het was gisteren zo’n dag waarop ik zonder hond niet was gaan wandelen, maar uiteindelijk vond ik meer schoonheid en scheppingswonderen dan dat ik doe op een zonovergoten lentedag. Het feit dat ik moet zoeken maakt het mooier! Het lukt me niet altijd uiteraard, maar een wandeling met volle aandacht brengt me altijd iets wat mijn ziel oplaadt, wat me verwondert en blij maakt.

Ik las vorige week een heel kort stukje Mary Oliver. Een Amerikaanse dichter die ik zeer bewonder. Deze instructie voor het leven past me goed:

Instruction for living a life.
Pay attention.
Be astonished.
Tell about it.

Ik let op en verwonder me en ik mag daar dan af en toe hierover vertellen. I am living a life!

– Marieke Laauwen

Lentedagje (49)

Mijn collega vroeg mij onlangs: ‘Zeg Arjen, heeft de komst van jullie kind je nu ook hoopvoller gemaakt?’ Dat vond ik een mooie vraag. Je wordt zo gedwongen om met sacramentele ogen naar de wereld te kijken, omdat de vraag gesteld wordt hoe het heilige in het dagelijks leven verschijnt. Want hoopvol word je niet van de krant of van Facebook. Er zal iets van God of van zijn Rijk moeten oplichten.

Mijn intuïtie gaat een beetje twee kanten op. Enerzijds is het nogal wat, om in een onrustige en gevaarlijke wereld als de onze een kind groot te moeten brengen. Bezorgdheid lijkt mij dan eerder op z’n plaats dan hoop.

Tot woorden van Jezus mij binnenvielen. Want Jezus zegt: wees niet bezorgd! Kijk eens naar de lelies op het veld, kijk eens hoe ze groeien. Ze spinnen niet en ze werken niet, en toch zien ze er beter uit dan de meest protserige koning die jullie je kunnen herinneren: Salomo.

Onze dochter werkt niet, en spint niet, en ik wed dat ze er beter uitziet dan Salomo. Ik zie dat de onschuld en het hoopvolle begin van het nieuwe leven dingen doet bij mensen. Grootouders heb ik nog nooit zo gelukkig gezien. Mijn overgrootoma werd even heel helder in de mistwolken van haar dementie toen ze onze dochter in haar armen had. Mijn schoonzusje die revalideert en daarom vaak in Groningen te vinden is.

Baby’s zijn sacramenten van hoop. Het is goed protestants om te zeggen: de sacramenten van doop en avondmaal versterken ons geloof. Op dezelfde manier wakkeren kleine baby’s onze hoop aan, omdat we weten dat ze hun oorsprong vinden in de gedachten van de Eeuwige. Het votum herinnert ons eraan: die niet loslaat wat zijn hand begon. Dat geldt voor baby’s, maar ook voor de hele wereld. Dat te bedenken maakt mij hoopvol.

– Arjen Zijderveld

Winterdagje (48)

Op de wierde van Groot Wetsinge tussen Sauwerd en Winsum staat een beeld van Gert Sennema, ‘Mij dorst’. Een houten man staat licht voorovergebogen, een gepijnigde blik, met een lange stok in zijn hand, aan het einde van de stok een spons. De stok staat in lijn met de nog kale takken van de bomen achter het beeld. ‘Mij dorst’ heet het beeld naar één van de kruiswoorden van Jezus. Jezus hing aan het kruis, had dorst en kreeg via een spons aan een stok vocht aangereikt.

De sculptuur van Gert Sennema vind ik goed bij deze tijd passen. We hebben dorst naar contact, naar mensen zien, naar aanraken, naar inspiratie. De houten figuur lijkt wanhopig met de spons op zijn stok de regendruppels uit de lucht te plukken. Ik kwam bij het kunstwerk na een lange fietstocht over het Hogeland. De zon scheen, het was 15 graden, er hing een vroege lente in de lucht. Ik fietste langs het Reitdiep naar Wierumerschouw op zoek naar de eerste tekenen van de lente. Bij het Sterrebos in de stad stonden de eerste krokussen al voorzichtig in bloei. Maar op het Hogeland waren nog weinig sneeuwklokjes en krokussen te zien. Op sommige sloten lag nog ijs en her en der een hoopje sneeuw. De wierde van Wierumerschouw lag er nog kaal bij. Medewerkers van de gemeente waren bezig takken te snoeien. Het idyllische plekje was niet zo mooi als in de lente of zomer.

De terugweg naar de stad was taai. Er stond een flinke tegenwind en mijn stadse transportfiets trapte zwaar. Ik was even vergeten dat het op het Hogeland altijd waait. De stadse fiets is niet gemaakt op de stevige trappartijen tegen de wind in en ik had mijn banden ook wel wat beter kunnen oppompen. Thuisgekomen gaf de stappenteller op mijn telefoon een nieuw record aan (hij rekent ook fietsen mee): meer dan 20.000 stappen!

Door de vroege lente had ik zin gekregen in speciaalbiertjes drinken op een terras. Maar dat mag niet. De cafés blijven nog gesloten. In de supermarkt zocht ik een paar bijzondere biertjes uit, die ik ’s avonds met een vriend van mij soldaat maakte. Niet te veel en niet te lang, want door de avondklok moest ik weer op tijd thuis zijn.

Ik besefte weer eens: we zijn er nog niet. De lente is begonnen, ik word er vrolijk van, maar corona is nog niet weg. De lockdown is nog niet voorbij, de besmettingen lopen nog steeds op en het einde is nog niet in zicht.

Eigenlijk zou de man met de stok met zijn spons genezing uit de lucht moeten halen. Hij staat voorovergebogen, hij ziet niet waar de stok naartoe reikt maar hij houdt vol. Dat moeten wij ook maar doen.

– Tim Smid

Winterdagje (47)

Afgelopen woensdag was het Aswoensdag. Vorig jaar heb ik niet gevast. Ik vond een lockdown wel genoeg en ik dacht, dat komt volgend jaar wel weer. Dit jaar stoei ik nog met wat ideetjes. Het wordt in ieder geval iets wel doen en niet iets niet doen. Ik mis al genoeg in het nieuwe normaal. Het gekke is dat het na een jaar lastig wordt om te bedenken wat dan. Afgelopen zondag nam ik even covid-vrij omdat er ijs lag. Ik heb niet geschaatst. Ik ben een meisje van de Veluwe en hoewel ik schaatsen leuk vind, ben ik er niet zo goed in en heb ik na een hernia-operatie mijn lijf net weer een beetje op de rit, dus ik had geen enkele behoefte aan een botbreuk.

Nee, ik ging schaatsers kijken. Schaatsers op de Diepenring. Mooier wordt deze stad niet. Het was zonnig, de lucht was blauw, de mensen waren vrolijk en het was druk! Ik mijd mensenmenigten nog steeds maar ik heb zondag mijn mondkapje opgedaan en de vrolijkheid opgezogen. Wat was het allemaal fijn en gezellig en mooi en vermoedelijk een klein beetje onverstandig. Ik kon ineens weer voelen hoe het hopelijk ooit weer zal zijn. De mensen waren blij, het weer was uitbundig: zonnig, koud en blauw en het Hoge der A was nooit zo mooi! En u weet, het is daar altijd mooi. Ik nam een foto en stuurde die naar een vriend in de VS. De verwondering die terugkwam was groot. Waarom heb je mij nooit verteld dat je in een sprookjesstad woont waar je kunt tijdreizen? Je zult er wel aan gewend zijn! Hoe kun je hier ooit aan gewend raken?

Als ik iets geleerd heb het afgelopen jaar, is dat je overal aan gewend kunt raken. Aan schoonheid net zo goed als aan afstand. We vasten al zo lang met zijn allen, dat ik afgelopen zondag pas weer voelde wat ik miste toen het er even, in de droom van een echte schaatsdag, was. Reuring, leven, drukte in de stad. Ik ving halve gesprekken op tussen vreemden. Eén van de leukste dingen in het leven voor een schrijver met een levendige fantasie. Het pareltje van zondag: “Maar jij hebt ook gewoon een heel vrouwelijke baard!” Het is nu donderdag als ik dit schrijf, en ik moet er nog weer van grijnzen. Ik had niet eens in de gaten dat ik ook dit zo mis. Dichtbij genoeg zijn om de bizarre dingen te horen die mensen elkaar vertellen.

We moeten nog even verder, we zijn er nog niet. Deze zondag was een zondag in een hele lange nabijheidsvasten die me even weer liet voelen hoe bijzonder de gewone dingen eigenlijk zijn! En nu is het weer tijd om handen te wassen, zoomschermpjes aan te doen en om elkaar heen te lopen. Nog even volhouden!

– Marieke Laauwen

Gebedsretraite in de veertigdagentijd

Vanaf de eerste zondag in de veertigdagentijd, zondag 21 februari, is er aan het eind van de zondagmiddag wekelijks een ingesproken gebedsretraite beschikbaar. Initiatiefnemer hiervan is Alberte van Ess, predikante van de PKN-gemeente De Bron in de Groninger wijk Beijum.

De gedachte is dat mensen die elkaar kennen uit de wijkgemeente of daarbuiten een groepje vormen, en dan met elkaar afspreken welke avond in de week zij – ieder in zijn of haar eigen huis – de gebedsretraite beluisteren. Vervolgens spreken ze met elkaar af hoe ze met elkaar dit willen delen en (digitaal) bespreken.

De retraite heeft als centrum het latifagebed, dat heel geschikt is om in je eigen binnenkamer te beoefenen en van daaruit te delen met anderen. Het is een vorm van bestaansmeditatie. Het gebed helpt je om tot de essentie van je bestaan te komen, om zo contact te krijgen met wat je ten diepste beweegt. Het latifagebed is een heel oud, oecumenisch gebed in de ruimste zin van het woord. Lichaam en geest worden op elkaar betrokken. Daarbij wordt je rechterhand geleid door je linkerhand. Je rechterhand staat voor je doenerige kant en je linkerhand staat voor de ontvangende kant. Ben je zelf links dan moet je dus net het omgekeerde doen. Latifa betekent letterlijk subtiel, en in dit gebed worden met enkele woorden de subtiele, fijnere kwaliteiten van ons leven benoemd. Het gebed luidt als volgt:

ik besta
ik verlang
ik hoop
ik geloof en vertrouw
ik laat los
ik heb lief
ik ben bereid

Elke week zal één gebedsintentie centraal staan en worden uitgediept. Dat kan zijn met een tekst, een muziekfragment of een afbeelding die wekelijks verbonden is aan de opname. Totdat we uiteindelijk op Eerste Paasdag uitkomen bij: ‘ik ben bereid, ik sta op en doe wat gedaan moet worden’.

Je kunt je aanmelden door een mail te sturen naar predikant.pkndebron@gmail.com. Geef aan of je mee wilt doen en of je een contactpersoon wilt worden om een groepje mee te vormen. Wekelijks ontvangt de contactpersoon dan een link naar de Youtube-opname om zo de ingesproken gebedsretraite naar de anderen door te kunnen sturen. Uiteraard kun je je ook individueel aanmelden.

Winterdagje (46)

Het is een echt winterdagje vandaag, ijzig koud, er staat een snoeiharde oostenwind en er stuift poedersneeuw over het land, het vriest en het blijft voorlopig vriezen. Ik voel me stoer als ik de kou trotseer en met de honden ga wandelen. Onze schapendoezen, Jelle en Polle, zijn uitgelaten en rollen door de sneeuw. Mijn Viking noren heb ik alvast klaarliggen, want zodra het kan sta ik op het ijs. De onrust heeft ook mij te pakken, het schaatsen is mij met de Friese paplepel ingegoten. Ook al heb ik niet meer de souplesse van vroeger, er zal worden geschaatst!

Wanneer ik door de tuin loop zie ik hem bloeien, de toverhazelaar of Hamamelis. Stevig geworteld en uitdagend staat hij daar en tart de ijzige winter met fiere takken vol bloemen. Je snapt niet hoe deze struik het voor elkaar krijgt om er in deze kou zo feestelijk bij te staan! De gele bloemen zien er uit als lintjes, en ze ruiken nog lekker ook! Betoverend. Hij bloeit op het kale hout, dus nog voordat er blad komt. De bloemblaadjes krullen iets om ter bescherming van zichzelf, ze bevriezen niet. De naam toverhazelaar is afgeleid van het Engelse ‘witch hazel’, heksenhazelaar, zo genoemd omdat de takken van de Hamamelis alle kanten op wijzen. De toverhazelaar bloeit hartje winter en is voor mij een teken van lef en vertrouwen, dat er ook in barre tijden sprake kan zijn van bloei, van een hernieuwd leven. Hadewijch, middeleeuwse dichteres en mystica, zei het zo:

“Ay, al es nu die winter cout,
Cort die daghe ende die nachte langhe (…)
Die hasel brinct ons bloemen fine,
Dat es een teken openbare.”

– Matty Metzlar