Lentedagje (of zomerdagje?) (58)

Ik mag een zomerdagje schrijven! Het lijkt of we in één keer, van nog bijna winterse temperaturen, in één nacht de zomer zijn ingegaan. Heerlijk! Jurkjes, blote benen en in mijn geval laarzen, leren handschoenen en een overall met gazen kap.

Als imker sta je in het lekkerste weer iedere dag in warme kleren. Het was bijna de hele lente te koud om mijn kasten te openen, dus dit weekend moest alles tegelijkertijd. Ik had een mooi plan gemaakt en als altijd fietsten de bijen er dwars doorheen. Het begon vrijdag met een zwermmelding. Ik en een vriendin schepten twee zwermpjes en ik gebruikte voor het eerst mijn strokorf. Vooral mooi toen ik de zwerm in het donker ging ophalen (je haalt ze op als alle bijen binnen zijn) en ik met die korf op mijn fiets richting huis ging.

Ik controleerde mijn eigen volken en zette een gekregen volk op een nieuwe kast om naar de boomgaard van een vriendin te verhuizen. Het was druk en heerlijk.

Maandagmiddag had ik dan toch uren achter mijn laptop gepland, maar toen appte een imkervriendinnetje. Ze moest er even uit. Had ik thee? Bij dat afschuwelijke ongeluk in Borger zondagavond kwamen twee leden van haar wandelclub om. In de afgelopen twee jaar kwam er al twee keer iemand van diezelfde club van oorspronkelijke 15 leden in het verkeer om. We dronken thee en toen deed ik wat we doen bij verdriet en onrust. Ik stelde voor om toch even een kast te gaan openmaken.

‘Weet je het zeker?’, vroeg ze. ’Wie weet, kost het je een goede moer’. Vorig jaar toen mijn vriend in zijn death watch cel heel slecht nieuws gehad en ik het even helemaal niet meer zag zitten, nam ze mij mee naar de bijen. Want in de bijen kun je niet piekeren. Het is hier en nu en al je zintuigen lopen vol met het geluid, de geur, de beweging van bijen. Het geeft rust en focus. Maar soms gaat het mis Vorig jaar merkten we een prachtige nieuwe koningin. En toen bij het weer uit het vangkooitje laten lopen, kwam ze vast te zitten en ging dood. Mijn vriendin was zo boos op zichzelf. Ik nam je mee om je te troosten en nu heb ik die koningin gewoon geëxecuteerd. Ik heb tranen gelachen en we hielden elkaar, in de tweede week van de allereerste lockdown toch even vast.

Gisteren ging alles goed. We werkten, we keken en we vergaten even alles wat niet deugt in de wereld. Imkeren is hard werken maar soms is het ook rust, schoonheid en troost!

– Marieke Laauwen

Lentedagje (57)

Maria van Mierlo deelt dagelijks op Twitter een regel van Benedictus. Van Mierlo is communicatieadviseur en schrijver en noemt zichzelf cisterciënzer leek. Enthousiast over haar initiatief, besloot ik haar tweets te gaan volgen. Ik vond het een mooie tegenhanger voor alle meningen en gespeelde verontwaardiging die je dagelijks op dit medium tegenkomt. Totdat ze bij regel 5b kwam:

“Doe afstand van je eigen wil. Dit vraagt gehoorzaamheid. Oefen dit door te luisteren naar wie boven je staan.”

Dat beviel me niks, gehoorzamen en luisteren naar wie boven me staan. Daar ben ik veel te dwars en te kritisch voor. Het is toch goed dat je niet klakkeloos bevelen opvolgt en luistert naar de bestuurders? Het is toch belangrijk dat bestuurders kritisch gevolgd worden door volhardende volksvertegenwoordigers of doortastende journalisten? Kijk maar naar de kindertoeslagaffaire of verder van huis naar protestbewegingen in landen waar de democratie onder druk staat.

Maar vlak na het bericht op Twitter volgde er een bijsluiter van Maria van Mierlo: gehoorzamen bestaat uit twee delen, horen en samen. Gehoorzamen betekent: niet willen dat de dingen anders zijn dan ze zijn, je voegen naar het bestaan.

Dat is een regel waar ik wel wat mee kan, vooral in deze tijd van de coronacrisis. Het is even niet anders. We kunnen niet in groten getale naar de kroeg of het theater, en feestjes of een housewarming zitten er even niet in. Ik volg rustig onze leiders Mark Rutte en Hugo de Jonge (hoewel ik wel een mening over hun beleid heb…) en probeer te waarderen wat ik zonder al die publieke activiteiten wel heb: een fijne relatie, een comfortabel huis en een paar goede wandelschoenen, waarmee ik de Drentse bossen kan verkennen.

Ook na corona hoop ik de regel van Benedictus te kunnen bewaren en goed naar mezelf te luisteren of de dingen die ik doe werkelijk nodig zijn om te doen. Moet ik al die meningen op Twitter lezen? Moet ik al die theatervoorstellingen zien? Moet ik bij elk feestje aanwezig zijn? Moet ik overal een mening over hebben?

In de meest recente regels van Benedictus die Maria van Mierlo deelt op Twitter gaat het over de trappen van nederigheid: je eigen wil loslaten, volgzaam zijn, geduldig, tevreden zijn met wat je hebt en pas spreken als je iets gevraagd wordt. Om deze regels op te kunnen volgen, moeten er nog veel stappen gezet worden. Daar zijn goede wandelschoenen voor nodig…

– Tim Smid

Lentedagje (56) – Stranddagje

Dit lentedagje is een stranddagje. Deze week was iedere dag – tot mijn grote geluk – een stranddag. We zijn even aan zee. Het was er een paar jaar niet van gekomen door renovaties, hernia’s en wilde andere plannen waar corona een stokje voor stak. Mijn ouders kochten een huisje aan het strand toen mijn zoon een jaar oud was (ondertussen woont-ie op kamers) en jaren waren we hier zeker 5 weken per jaar…

Ik weet niet eens goed hoe ik moet opschrijven wat het strand met me doet, want één van de dingen die het strand met me doet, is me de woorden benemen. Aan het strand ben ik en kijk ik en adem ik diep in en uit.

Maar dit is geen fotorubriek (ik heb zulke mooie!) dus ik moet er wat over zeggen ook. Maar hoe zeg je dat de zee je ziel vult, omdat het een stukje eeuwigheid lijkt? En je weer leert dat dat eeuwigheid geen harde grens heeft? Dat land, water en hemel langzaam in elkaar verglijden al glinsterend en blikkerend. Dat de zon, altijd en overal dezelfde ster, iedere dag totaal anders in de zee zakt. Dat iedere schelp net even anders is en schoonheid dus op het strand voor het oprapen ligt?

Maar dit strand ligt aan de kopse kant van de Oosterscheldekering en biedt naast de schoonheid van de schepping ook nog een imponerend en altijd mooi beeld van wat mensen kunnen als ze zich ergens toe zetten!

Ik houd van het contrast. Mensen zijn niet gemaakt om alleen maar in het oneindige te kijken. Maar ze hoeven ook niet altijd iets te maken of te doen. Vandaag liep ik aan het strand en bedacht ik me dat je misschien wel de mooiste dingen maakt als je af en toe je ziel oplaadt. Ik ben weer helemaal bijgetankt en in juli ga ik weer!

– Marieke Laauwen

Lentedagje (55)

Op de afbeelding staat een gedenkteken met de titel “Het verstoorde leven” van kunstenaar Arno Kramer. Je ziet een schuin oplopende geometrische figuur met een diepe kloof in de vorm van een bliksemschicht die de betonnen sculptuur in tweeën splijt. De gebroken steen verbeeldt het verstoorde leven van de Joodse slachtoffers van de holocaust. Het kunstwerk staat op de oever van de IJssel in Deventer, de stad waar de joodse studente Etty Hillesum is opgegroeid. Het monument is ook naar haar vernoemd, zij schreef in de Tweede Wereldoorlog dagboeknotities die bewaard zijn gebleven en in 1981 gepubliceerd onder de titel “Het verstoorde leven”. De kunstenaar heeft een citaat van haar gebeiteld in de steen: ‘Men zou een pleister op vele wonden willen zijn’.

Monument “Het verstoorde leven” van kunstenaar en dichter Arno Kramer, geplaatst in Deventer, waar Etty Hillesum van haar 10e tot haar 18e woonde.

Etty Hillesum begint met schrijven als ze 27 jaar oud is, maart 1941, ze studeert in Amsterdam. Het net sluit zich steeds nauwer rond de Joodse bevolking, razzia’s en deportaties zijn aan de orde van de dag. Etty is er geestelijk slecht aan toe, is somber en worstelt met gevoelens van minderwaardigheid en gebrek aan zelfvertrouwen, met levensangst. Zij zoekt hulp en vindt die in de persoon van Julius Spier, hij wordt haar geestelijk begeleider en geliefde. Hij adviseert haar om te gaan schrijven. Onder de hoogspanning van de oorlog, met de dood voor ogen, maakt zij een opmerkelijke ontwikkeling en geestelijke bloei door. Er groeit in haar een krachtig geloof, een vertrouwen dat zij weet te bewaren ook in die barre oorlogstijd. Haar dagboek breekt af in 1943, na een verblijf in kamp Westerbork wordt zij samen met haar familie gedeporteerd naar Auschwitz en sterft in november.

Vandaag gedenken wij alle slachtoffers van die oorlog, en beseffen we weer hoe kostbaar het leven in vrede en vrijheid is. En we beseffen ook dat gedenken verder reikt dan herinneren en benoemen wat er is gebeurd, zeggen ‘dit nooit meer’ en ‘opdat wij niet vergeten’. Gedenken vraagt ook om alertheid en verandering en verzet. In onze samenleving steekt steeds weer antisemitisme de kop op en is discriminatie op grond van kleur, geloof, seksuele voorkeur en sekse, bepaald niet verdwenen. De dichteres Ankie Peypers verwoordt het indringend in ‘De vrijheid kwam in het voorjaar’.

De vrijheid kwam in het voorjaar
de vrijheid komt in het voorjaar
kijk maar we vieren haar

ze kwam kapot en in tranen
ze had oorlog onder de leden
je kon niet geloven
dat komt ze te boven
haar lauwerkrans was voor doden

maar ze vroeg ons haar door te geven
ik lig in jullie handen, zei ze
wees niet stil, zoals ik niet stil was
denk niet dat het onmogelijk is
denk dat het onmogelijk is, maar doe het

neem me mee
naar waar ik niet ben
neem me mee, zegt ze
laat me leven

(Ankie Peypers, 2000)

– Matty Metzlar

Lentedagje (54)

Foto: Kgw (at) de.wikipedia.org, CC BY-SA 3.0

Afgelopen week lazen we bij het GSp het essay voor de maand van de filosofie, Vuurduin, geschreven door filosoof Eva Meijer. Ze vertelt hoe ze voor het schrijven van het essay een week op Vlieland verblijft, het vakantie-eiland van haar jeugd. Daar treft ze een eiland aan dat veranderd is. ‘Ik kan de zeepokken niet vinden’ (ik had daar ook nog nooit over gehoord), zo begint het essay.

Meijer stelt de vraag of er in tijden van klimaatverandering en verdwijnende ecosystemen alleen maar sprake is van verlies, of dat we er ook iets tegenover kunnen stellen. Een van de dingen die zij er tegenover stelt is boosheid. Dat is het fraaie van het genre van het essay, je hoeft je als schrijver niet in te houden.

Waar is de filosoof boos over? Ze is boos over de industriële manier waarop we met dieren omgaan, alsof het levenloze grondstoffen zijn. Ze is boos dat mensen zo gemakkelijk hun gezicht afkeren of mensen die onze omgang met de planeet bevragen ‘tuttutten’. Ze is boos over het verlies van eeuwenoude bossen door houtkap, vervuiling van de planeet en de nonchalance van de mens. Tot slot is ze teleurgesteld in de ervaring dat de emotie boosheid vaak belachelijk wordt gemaakt.

Ik denk inderdaad dat boosheid een slechte naam heeft. Het is een ‘negatieve’ emotie, geassocieerd met relschoppers, geweld, agressie, labiele Kamerleden, jengelige kinderen of onmachtige ouders. Toch denk ik dat Meijer iets belangrijks te pakken heeft wanneer ze stil staat bij haar eigen boosheid. Boosheid heeft een sterke signaalfunctie: het kan duiden op een angst die sluimert en nog niet benoemd is, of duiden op rouw. Zowel angst over de gevolgen die ons staan te wachten als rouw over het verlies van een wereld die verdwijnt kunnen een reden voor boosheid en woede zijn.

In de christelijke traditie kennen we zoiets als heilige woede. Woede over onrecht. Het is dan de kunst om de woede niet bezit van je te laten nemen, of om je woede op je omgeving af te reageren. Heilige woede is je woede heiligen. Je doet dat door je te blijven opwinden over alles wat er niet goed gaat zonder dat je ziel er onder gaat lijden. Ik denk dat hier duidelijk wordt waarom het gebed zo’n centrale plaats heeft in het christelijke leven. Het is het ventiel waardoor de opgebouwde boosheid kan ontsnappen.

Door te letten op woede van mensen, kunnen we misschien ook meer oog krijgen voor hun angst of verdriet. In plaats van te denken, ‘wat een naar persoon’, kunnen we ook zeggen, wat gaat hem of haar nu zo ter harte? Wat dreigt iemand te verliezen, of wat heeft iemand al verloren?

Eva Meijer idealiseert de boosheid ook niet. Naast dat het ons de ogen kan openen voor wat we echt geloven, kan het ook onze blik vertroebelen. Ook hierin lijkt boosheid op verdriet. C.S. Lewis schreef het al, het is moeilijk scherp zien met ogen die gevuld zijn met tranen. Daarom moeten de tranen ook weer worden afgewist. Wij troosten elkaar in tijden van verdriet, zou het ook kunnen in tijden van woede? Of moeten we de heilige woede in elkaar juist aanwakkeren?

– Arjen Zijderveld

Lentedagje (53) Licht

Ik ben een midzomernachtskind en dat was een passend geboortemoment voor mij want ik heb de zon meer nodig dan de meeste mensen. Ik vrees dat die vriend van mij in Florida wiens celraam al zolang niet gewassen is dat hij niet kan zien wat voor weer het buiten de gevangenis is, wel aan mijn mails kan lezen of de zon in Groningen schijnt. Hij herinnerde me er vorige week aan dat ik mijn lichtlamp aan kon zetten en inderdaad: het was grijs, koud en mijn gedachten werden donker.

Deze week was alles lichter en makkelijker. Zoals altijd in het voorjaar. Wanneer de zon verdwijnt, moet ik werken voor mijn geestelijke gezondheid. Lichtlamp aan, meer bewegen, extra vitamine D, zegeningen tellen.

Ik doe het iets meer over the top dan de meeste mensen vermoed ik maar ik ben de enige niet in dit land op wie het grijs zwaar drukt. Het treft me regelmatig hoe veel Nederlandse kerkliederen en teksten over licht gaan: Licht dat me aanstoot in de morgen, een levende lichtende God, licht dat vol van zegen is. We zingen het vol overgave en als we geluk hebben, stroomt het licht door het kerkraam naar binnen en veel van ons ervaren dat iedere zondag weer als een knipoog van de eeuwige. (Terzijde – ik zwom vanochtend in de stralende zon, merkt u het? Ik doe hier zomaar of we gewoon binnenkort weer, alsof het niks is, in de kerk naar de kerk gaan.)

Licht is een bijbels thema, natuurlijk. Maar ik verwacht eigenlijk dat kerken in Afrika de nadruk wellicht wat meer leggen op al die verhalen over woestijnen en bronnen en klaterend water. Waar wij ook over zingen maar dat is niet een beeld dat ik voel tot in mijn haarvaten. Ooit vertelde een Eritrese puber mij over haar verbazing in haar eerste Nederlandse lente. Ze woonde aan het Noorderplantsoen dus ze had een eersteklas uitzicht op onze gekkigheid. “Als de zon komt, worden jullie echt helemaal raar Marieke. Alles verandert. Iedereen is buiten, iedereen lacht. Jullie gedragen je zoals wij soms doen als het regent! Vorig jaar snapte ik er niks van. Nu was ik hier in november en begin ik het te begrijpen…”

Licht is in dit land niet vanzelfsprekend. Licht is in dit leven niet vanzelfsprekend. Licht draagt je door de dagen…

Ik ben op zoek naar een mooie zin of een schitterende gedachten om dit verhaal mooi rond te krijgen. Ik kan het niet zo vinden, merk ik. Het thema is te groot. Wat het licht buiten met me doet dat krijg ik nog wel uitgelegd geloof ik.

Maar wat het Licht in mij met me doet is geen afgehecht verhaal en zal dat in dit leven wel niet worden ook. Vandaag schijnt de zon dus vandaag kan ik dat wel hebben.

– Marieke Laauwen

Lentedagje (52)

Sometimes it snows in April (Zo af en toe valt er sneeuw in April). Het is een nummer van Prince dat ik gister maar weer eens opzette. Het leek me wel toepasselijk. Begin april kan het weer alle kanten op. Dat weet ik goed, ik ben namelijk jarig begin april. Mijn verjaardagsfeestjes als kind konden dan ook alle kanten op: zwemmen in het Veluwemeer, of binnen iets in elkaar knutselen omdat het gutst van de regen.

Voor Prince is sneeuw in april een beeld dat de mooie zachte lentetijd ook guur, nat en koud kan zijn. Ik heb er een iets ander gevoel bij. Voor mijn gevoel past het goed bij het feest van de opstanding. De veel te vroeg overleden gospelartiest Keith Green zit met zijn lied ‘Summersnow’ wat meer op die lijn: sneeuw in de zomer, je verwacht het niet, maar het ligt er toch maar even.

Pasen is het feest van het verhaal dat doorgaat. Het feest van het onverwachte en ongedachte dat tóch is gebeurd en daarmee mogelijk bleek. In die zin is een witte Pasen misschien nog wel mooier dan een witte kerst.

Nederlanders kletsen graag over het weer. Ik heb me laten vertellen dat dat komt omdat het weer het enige is dat we, in ons collectieve beleving, niet in de vingers hebben. ‘God schiep de wereld en de Nederlanders Nederland’. Kan wel zo zijn, maar we zijn en blijven ten diepste kinderen die verrast willen worden. En daarom fascineert het weer ons mateloos. Ik heb geen idee hoe je moet toetsten of dit idee waar is, maar ik vind de gedachte buitengewoon sympathiek.

Ik heb me voorgenomen, als ik weer eens word verrast door het weer, wanneer ik een nat pak krijg, of juist opeens in het zonnetje op m’n balkon kan zitten, ik dit als een klein paasgebeuren wil zien. Als een onverwachte gebeurtenis, wat eraan herinnert dat verhalen nooit zomaar stuk lopen. Dat onze levens niet vastliggen in een film die as we speak wordt vertoond. We kunnen échte keuzes maken, hopen is nooit onzin en de dingen kunnen altijd anders gaan dan dat je verwacht.

U kent vast wel de uitdrukking: ‘Wie moppert op het weer, moppert op de Heer.’ Ik wil er één aan toevoegen. ‘In de wisselvalligheid van het weer, zien we de verrassing van de Heer.’

– Arjen Zijderveld

Lentedagje (51)

Het is lente maar geen linkse lente. Toen vorige week woensdag om negen uur ’s avonds de uitslagen van de exitpoll van de verkiezingen naar buiten kwamen, bleek al snel dat de linkse partijen een historisch laag aantal zetels hadden gehaald. In de hoogtijdagen van Joop den Uyl haalde de PvdA wel eens 53 zetels; nu haalden de PvdA, GroenLinks en de SP samen maar 26 zetels. Veel van de zetels gingen naar D66 van Sigrid Kaag.

Ik stemde zoals meestal PvdA. Ik vind het belangrijk dat er een eerlijke verdeling van de welvaart is, dat kinderen uit minimagezinnen genoeg te eten hebben en naar school kunnen, dat er kansen zijn voor iedereen en dat we goed zorgen voor het milieu. Ik had gehoopt dat Lilianne Ploumen met haar ontwapenende nuchterheid nog voor een verrassing kon zorgen bij de verkiezingen maar die hoop bleef uit. Toen ik de volgende ochtend wakker werd en de verkiezingsuitslagen op me ingewerkt waren, realiseerde ik me dat ik bij een minderheid hoorde. Het socialisme is iets uit het verleden met een rode vlag, de Internationale, rooie vrouwen en de VARA-gids. Tegenwoordig stemmen mensen van links op de sociaal-liberalen van D66 of zijn ze opgeschoven naar rechts. Solidariteit lijkt iets uit het verleden.

Het lijkt erop dat veel mensen vooral voor hun eigen deelbelangen hebben gestemd. De horeca moet weer open, we moeten eerder met pensioen kunnen, er moeten niet te veel vluchtelingen ons land binnenkomen, boeren willen hun veestapel behouden. De stedelijke kosmopolieten willen een snelle energietransitie, aan de rechterkant willen kiezers Nederland houden zoals het is: liefst zo wit mogelijk (maar wel met zwarte piet…), zonder moskeeën, zonder windmolens en gewoon met elke avond een gehaktbal op het bord.

Ik mis de solidariteit. De socialisten hadden vroeger het verheffingsideaal, waarbij arbeiders door een goede opleiding het beter zouden krijgen. De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten: mensen met een hoger inkomen betalen meer belasting, zodat mensen met een krappere beurs mee kunnen profiteren van de welvaart. Nu heb je de ziektekostenverzekering van Promovendum voor hoger opgeleiden: als je hoger opgeleid bent, betaal je minder premie omdat je dan vaker een betere gezondheid hebt.

Links is als de kerk. Ooit was het een bloeiende beweging, nu behoor je tot een vergrijzende minderheid als je naar de kerk gaat. De vorm spreekt veel mensen niet meer aan. We slapen op zondagmorgen liever uit of lezen de Happinez in plaats van dat we naar een preek luisteren over een boek met weerbarstige verhalen uit een andere cultuur van tweeduizend jaar en meer geleden.

En toch blijf ik! Ik vind de vorm van de kerk ook niet altijd even aansprekend. Een preek is vaak te weinig interactief, de taal van de liederen komt uit een ander tijdperk, de melodieën zijn vaak honderden jaren oud. Maar de boodschap van de verhalen blijft me aanspreken: dat ieder mens ertoe doet, een lamme gaat lopen, een blinde weer gaat zien, dat de dood niet het laatste woord heeft.

Het doet me denken aan een liedje van cabaretier Jeroen van Merwijk, een maatschappijkritische cabaretier. Hij werd door de recensenten geprezen, maar trok geen volle zalen. Toch bleef hij voorstellingen maken, wel twintig. Begin deze maand overleed hij op 65-jarige leeftijd aan kanker. In het liedje ‘Ik geloof’ zingt hij over de dingen waarin hij gelooft: in het vechten tegen bierkaaien, in een wang voor een wang, een tand voor een tand, in verbeelding en in theater. Als conclusie trekt hij: “Met de moed van de wanhoop en tegen beter weten in blijf ik geloven omdat het wel moet.”

Al behoor ik misschien tot een minderheid, ik blijf in mijn idealen geloven. Het is misschien niet hip maar ik moet wel.

– Tim Smid

Beluister op Youtube het liedje ‘Ik geloof’ van Jeroen van Merwijk.

Lentedagje (50)

Officieel is dit (vrijdag 19 maart) nog een winterdagje. Morgen begint de lente en vanochtend toen ik naar het kanaal fietste om te zwemmen vroor het nog. Maar de zon was er ook. Uitbundig en hoog al! Gisteren was het grijs maar in het grijs was de lente misschien wel prominenter aanwezig dan in de zon. Juist omdat je ernaar moet zoeken, zie je meer dan wanneer de zon je overrompelt en je met lente om de oren slaat.

Terwijl ik een beetje mopperde gister op het grijs, het grauw en de miezer hoorde ik heel veel vogels. Ze zongen blijmoedig hun eigen lied en het klonk als een kerkkoor waarin iedereen zijn eigen favoriet zingt. Ik hoorde merels, meesjes en een parmantig hoep hoep. Ik ben niet heel goed in vogelgeluiden maar ik kan met zekerheid zeggen dat het een hop was, want hij donderde met behoorlijke vaart uit de boom voor mijn voeten. Zo’n mooi vogeltje met die indianenhoofdtooi boven zijn jarenvijftig-roze verenkleed. Ik denk dat hij een meisje aan het imponeren was. De spechten zijn daar ook druk mee. We hebben er een die vol vreugde op de lichtmasten van de tennisbaan zit te hakken. Al jaren. Een metalhead specht. Zolang hij niet naast je huis woont, is dat toch iets om om te glimlachen.

Ik wandelde met mijn hond. Twee keer per dag in hetzelfde gebied, al bijna 19 jaar, en nog zie ik nieuwe dingen en verrast de natuur me telkens weer. Er is een stukje op mijn wandeling waar mijn jachthond altijd even stevig met haar neus op de grond gaat. Vorige week zag ik er ineens een wezeltje het pad overschieten de sloot doorzwemmen en in een holletje in de oever duiken. Wat een cadeautje.

Het was gisteren zo’n dag waarop ik zonder hond niet was gaan wandelen, maar uiteindelijk vond ik meer schoonheid en scheppingswonderen dan dat ik doe op een zonovergoten lentedag. Het feit dat ik moet zoeken maakt het mooier! Het lukt me niet altijd uiteraard, maar een wandeling met volle aandacht brengt me altijd iets wat mijn ziel oplaadt, wat me verwondert en blij maakt.

Ik las vorige week een heel kort stukje Mary Oliver. Een Amerikaanse dichter die ik zeer bewonder. Deze instructie voor het leven past me goed:

Instruction for living a life.
Pay attention.
Be astonished.
Tell about it.

Ik let op en verwonder me en ik mag daar dan af en toe hierover vertellen. I am living a life!

– Marieke Laauwen

Lentedagje (49)

Mijn collega vroeg mij onlangs: ‘Zeg Arjen, heeft de komst van jullie kind je nu ook hoopvoller gemaakt?’ Dat vond ik een mooie vraag. Je wordt zo gedwongen om met sacramentele ogen naar de wereld te kijken, omdat de vraag gesteld wordt hoe het heilige in het dagelijks leven verschijnt. Want hoopvol word je niet van de krant of van Facebook. Er zal iets van God of van zijn Rijk moeten oplichten.

Mijn intuïtie gaat een beetje twee kanten op. Enerzijds is het nogal wat, om in een onrustige en gevaarlijke wereld als de onze een kind groot te moeten brengen. Bezorgdheid lijkt mij dan eerder op z’n plaats dan hoop.

Tot woorden van Jezus mij binnenvielen. Want Jezus zegt: wees niet bezorgd! Kijk eens naar de lelies op het veld, kijk eens hoe ze groeien. Ze spinnen niet en ze werken niet, en toch zien ze er beter uit dan de meest protserige koning die jullie je kunnen herinneren: Salomo.

Onze dochter werkt niet, en spint niet, en ik wed dat ze er beter uitziet dan Salomo. Ik zie dat de onschuld en het hoopvolle begin van het nieuwe leven dingen doet bij mensen. Grootouders heb ik nog nooit zo gelukkig gezien. Mijn overgrootoma werd even heel helder in de mistwolken van haar dementie toen ze onze dochter in haar armen had. Mijn schoonzusje die revalideert en daarom vaak in Groningen te vinden is.

Baby’s zijn sacramenten van hoop. Het is goed protestants om te zeggen: de sacramenten van doop en avondmaal versterken ons geloof. Op dezelfde manier wakkeren kleine baby’s onze hoop aan, omdat we weten dat ze hun oorsprong vinden in de gedachten van de Eeuwige. Het votum herinnert ons eraan: die niet loslaat wat zijn hand begon. Dat geldt voor baby’s, maar ook voor de hele wereld. Dat te bedenken maakt mij hoopvol.

– Arjen Zijderveld