Alledagje (3)

Ik houd van Italië. Ik houd van de ruige rotsen, de taal, de monumenten, de afgebladderde huizen en het eten. Ik ga er graag op vakantie maar dat gaat waarschijnlijk vanwege het coronavirus dit jaar niet lukken, hoe graag de toeristisch ondernemers ons buitenlandse gasten ook zien komen.

Als puber droomde ik weg bij de liedjes van Eros Ramazzotti. Hij zong over een “terra promessa, un mondo diverso”, het beloofde land, een andere wereld. Ik begreep niet veel van de teksten maar ik had het gevoel dat hij het over diepe dingen had. Het land van Eros Ramazzotti leek me een stuk aantrekkelijker dan het eentonige, rechtlijnige kanaaldorp waar ik woonde.

‘Je keek te ver’, zo heet een boekje van Marjoleine de Vos, redacteur en columnist bij NRC Handelsblad, dichter en essayschrijver. In het boekje beschrijft ze op een poëtische en filosofische manier haar wandelingen door het Groninger land. Ze vertelt over de middeleeuwse kerkjes, de sporen van het verleden in het landschap en het verstrijken van de seizoenen.

Nu we vanwege het coronavirus zo veel mogelijk binnen moeten blijven en niet ver kunnen reizen, zijn we weer aangewezen op onze nabije omgeving. Ik leer allerlei prachtige natuurgebieden in Groningen kennen, waar je de mooiste wandelingen kunt maken. Er is een schitterend parkje vlak bij mij in de buurt, waar een bijzondere gans zit te broeden. Onderweg ernaartoe kom ik door een straat, waar op elke boom een bordje hangt met een gedicht. Mijn oog viel op de tekst “Als ik mijn ogen toedoe, ben ik in Honolulu”…

Na de middelbare school ging ik in Groningen Romaanse talen en daarmee ook Italiaans studeren. De diepgang van de teksten van Eros Ramazzotti bleek wel wat tegen te vallen maar het nummer ‘Terra promessa’ is me bijgebleven.
Siamo ragazzi di oggi
pensiamo sempre all’America
guardiamo lontano
troppo lontano…”

(We zijn jongeren van deze tijd. We denken altijd aan Amerika. We kijken ver, te ver.)

Aan dit liedje moet ik denken als ik het boekje van Marjoleine de Vos lees. Waar we altijd bezig zijn om plannen te maken en uitkijken naar verre reizen, worden we nu gedwongen om het dichterbij te zoeken. We krijgen meer oog voor de kleine dingen om ons heen en dat kan mooie inzichten opleveren. De blik gaat naar binnen.

Achter weilanden weiden, daar weer achter
dijken, zee en Zweden. Waar zou je heen?
De blik verliest je met zichzelf in ruimte
waar aankomst ver en ver te zoeken is.
Niet voor de woerd die plotseling en onbedaarlijk
groen het zonlicht en je oog in zwemt.
Kijk bij je voet, maant hij, waar speenkruid
bloeit, de lucht gespiegeld blauw is in het diep.
Voel warmte op je neus, zie ’t vroege blad
van vlier. Je keek te ver. Dat wat je zoekt is hier.”

(Marjoleine de Vos)

Tim Smid

Alledagje (2)

De zwaluwen zijn terug in Zuurdijk! Ze scheren over het land en maken me blij met hun capriolen in de lucht, alsof ze mij willen begroeten. Als ware acrobaten vliegen ze in en uit de overkapping van ons huis. Daar hebben ze vorig jaar drie nesten gebouwd door honderden natte kluitjes klei aan te vliegen en tegen de balk aan te plakken in een bolvorm, deze zijn opgedroogd en zo hebben ze binnen een week hun huisjes gemaakt. Ongelooflijk wendbaar zijn deze pijlsnelle vliegkunstenaars.

Vogels spreken tot mijn verbeelding, ze bewegen tussen hemel en aarde, zijn tegelijk kwetsbaar en sterk. Ze overleven in weer en wind en kunnen enorme afstanden afleggen. Vogels kunnen mij optillen uit melancholie of moedeloosheid, bieden troost wanneer ik bijvoorbeeld een buizerd zie zweven hoog in de lucht of een merel hoor zingen of een roodborstje observeer dat heel alert trippelt in het gras. Wij zijn als mensen gebonden aan de zwaartekracht, aan ons lichaam, aan de aarde, aan grenzen. Vogels stijgen daar bovenuit, ademen vrijheid, ze vliegen van noord naar zuid, van oost naar west. In hun vlucht herkennen wij onze dromen, onze lichtheid, ons verlangen.

En wat zijn de vleugels van die verbeeldingskracht belangrijk voor ons, vooral ook nu in deze onzekere, angstige tijd, waarin je je bevreemd en ontwricht kan voelen over wat er gaande is. Ook in de Bijbel is de vogel een dier met een belangrijke symbolische betekenis. Ik denk nu aan de duif die uitvloog na de zondvloed om op verkenning uit te gaan naar bewoonbaar land, om te zoeken naar toekomst temidden van de chaos. Uiteindelijk vindt zij drooggevallen land. Het lukt niet meteen de eerste keer, en de tweede ook nog niet. Maar de duif blijft gaan, tot drie keer toe onderneemt ze de vlucht over het water, klapwiekend en speurend naar vaste grond, naar toekomst. De vogel als beeld van hoop. Een lied dat ik graag zing is ‘Die mij droeg’ van Huub Oosterhuis, een tekst waarin de Eeuwige verbeeld wordt als een adelaar, een sterke vogel die ons draagt als we even niet meer verder kunnen.

Die mij droeg op adelaarsvleugels
die mij hebt geworpen in de ruimte
en als ik krijsend viel mij ondervangen
met uw wieken en weer opgegooid
totdat ik vliegen kon op eigen kracht…

– Matty Metzlar

Alledagje (1)

In deze tijd van de coronacrisis maken Evert Jan Veldman en Tirtsa Liefting van de Nieuwe Kerk dagelijks een ‘Alledagje‘, een hart onder de riem voor mensen die thuis zitten. Vanaf deze week maken Matty Metzlar en Tim Smid beide ook eens in de week een bijdrage. Hierbij de eerste bijdrage van Tim Smid.

Er zijn uren
zonder jou. Soms. Misschien. Het is denkbaar.
Er zijn rivieren met oevers vol boterbloemen
zonder jou. Boten met hakkelende motoren, stroomopwaarts,
zonder jou.
Er zijn wegen zonder jou. Zijwegen, ongelukken,
greppels.
Vlinders zonder jou zijn er, distels. Ontelbare.
Er is mismoedigheid zonder jou. Laksheid. Angstvalligheid.
En er gaat geen uur voorbij,
er is nog geen uur voorbijgegaan.

Een vriendin van mij deelde dit gedicht van Toon Tellegen op Facebook. Vandaag is het Moederdag en dan moet ik even denken aan mijn moeder, die alweer bijna 40 jaar geleden overleden is. Inmiddels hebben al vele boterbloemen gebloeid langs oevers en zijn vele boten voorbij gevaren, zonder dat zij erbij was en ik moet eerlijk zeggen dat er ook vele dagen voorbijgaan dat ik niet aan haar denk.

Af en toe komt ze nog eens voorbij, zoals twee maanden geleden, toen haar zus overleed. Tijdens de begrafenis was op de beamer een foto te zien van de broer en drie zussen zingend achter het harmonium, als goed gereformeerd gezin in de jaren vijftig. In mijn fantasie zijn ze herenigd in de hemel en zingen ze daar nu verder.

In de Volkskrant van 9 mei vertelt traumadeskundige Berthold Gersons over de verschillende fases in de coronacrisis. Het begint met de schok. Mensen zijn moe en hebben moeite om zich te concentreren. Dan volgt de honeymoonfase. Mensen voelen opluchting dat ze het overleefd hebben en voelen een enorme verbondenheid met elkaar. Dat was het moment dat mensen massaal gingen klappen voor de zorg, voor elkaar muziek maakten en troostende filmpjes deelden. Wat volgens Gersons nog moet komen is de desillusiefase, het moment dat de gevolgen van de coronacrisis tot ons doordringen. Mensen hebben hun emoties een tijdlang ingehouden. Er zijn veel mensen gestorven, die nu anonieme cijfers zijn in het dagelijkse overzicht van het RIVM. De gezichten achter de doden zijn onzichtbaar. In Engeland verschenen pagina’s met foto’s van overledenen in kranten. Gersons roept op tot een dag van nationale rouw om de overledenen te herdenken.

Laten we de doden niet vergeten, of ze nu aan corona zijn overleden, kanker of een andere ziekte. Zij waren bij ons en hebben ons mede gemaakt tot wat wij zijn. We zijn misschien uit ze voortgekomen. Laten we, als de kerken weer opengaan, een kaars voor hen aansteken en hun naam noemen.

Met het lied van Huub Oosterhuis “Gij die geroepen hebt Licht” zing ik:

Voor allen die gekruisigd worden wees niet niemand,
wees hun toekomst ongezien.
Voor mensen die van u verlaten zijn,
voor allen die hun lot niet kunnen dragen,
voor hen die weerloos zijn in de handen van de mensen.
Voor uw naamgenoten in ons midden,
vluchtelingen, vreemden, wees niet niemand.
Voor hen die kracht uitstralen, liefde geven, recht doen,
dat zij staande blijven in ons midden.

Omdat Gij het zijt, groter dan ons hart,
die mij hebt gezien, eer ik werd geboren.

– Tim Smid