Lentedagje (52)

Sometimes it snows in April (Zo af en toe valt er sneeuw in April). Het is een nummer van Prince dat ik gister maar weer eens opzette. Het leek me wel toepasselijk. Begin april kan het weer alle kanten op. Dat weet ik goed, ik ben namelijk jarig begin april. Mijn verjaardagsfeestjes als kind konden dan ook alle kanten op: zwemmen in het Veluwemeer, of binnen iets in elkaar knutselen omdat het gutst van de regen.

Voor Prince is sneeuw in april een beeld dat de mooie zachte lentetijd ook guur, nat en koud kan zijn. Ik heb er een iets ander gevoel bij. Voor mijn gevoel past het goed bij het feest van de opstanding. De veel te vroeg overleden gospelartiest Keith Green zit met zijn lied ‘Summersnow’ wat meer op die lijn: sneeuw in de zomer, je verwacht het niet, maar het ligt er toch maar even.

Pasen is het feest van het verhaal dat doorgaat. Het feest van het onverwachte en ongedachte dat tóch is gebeurd en daarmee mogelijk bleek. In die zin is een witte Pasen misschien nog wel mooier dan een witte kerst.

Nederlanders kletsen graag over het weer. Ik heb me laten vertellen dat dat komt omdat het weer het enige is dat we, in ons collectieve beleving, niet in de vingers hebben. ‘God schiep de wereld en de Nederlanders Nederland’. Kan wel zo zijn, maar we zijn en blijven ten diepste kinderen die verrast willen worden. En daarom fascineert het weer ons mateloos. Ik heb geen idee hoe je moet toetsten of dit idee waar is, maar ik vind de gedachte buitengewoon sympathiek.

Ik heb me voorgenomen, als ik weer eens word verrast door het weer, wanneer ik een nat pak krijg, of juist opeens in het zonnetje op m’n balkon kan zitten, ik dit als een klein paasgebeuren wil zien. Als een onverwachte gebeurtenis, wat eraan herinnert dat verhalen nooit zomaar stuk lopen. Dat onze levens niet vastliggen in een film die as we speak wordt vertoond. We kunnen échte keuzes maken, hopen is nooit onzin en de dingen kunnen altijd anders gaan dan dat je verwacht.

U kent vast wel de uitdrukking: ‘Wie moppert op het weer, moppert op de Heer.’ Ik wil er één aan toevoegen. ‘In de wisselvalligheid van het weer, zien we de verrassing van de Heer.’

– Arjen Zijderveld

Lentedagje (51)

Het is lente maar geen linkse lente. Toen vorige week woensdag om negen uur ’s avonds de uitslagen van de exitpoll van de verkiezingen naar buiten kwamen, bleek al snel dat de linkse partijen een historisch laag aantal zetels hadden gehaald. In de hoogtijdagen van Joop den Uyl haalde de PvdA wel eens 53 zetels; nu haalden de PvdA, GroenLinks en de SP samen maar 26 zetels. Veel van de zetels gingen naar D66 van Sigrid Kaag.

Ik stemde zoals meestal PvdA. Ik vind het belangrijk dat er een eerlijke verdeling van de welvaart is, dat kinderen uit minimagezinnen genoeg te eten hebben en naar school kunnen, dat er kansen zijn voor iedereen en dat we goed zorgen voor het milieu. Ik had gehoopt dat Lilianne Ploumen met haar ontwapenende nuchterheid nog voor een verrassing kon zorgen bij de verkiezingen maar die hoop bleef uit. Toen ik de volgende ochtend wakker werd en de verkiezingsuitslagen op me ingewerkt waren, realiseerde ik me dat ik bij een minderheid hoorde. Het socialisme is iets uit het verleden met een rode vlag, de Internationale, rooie vrouwen en de VARA-gids. Tegenwoordig stemmen mensen van links op de sociaal-liberalen van D66 of zijn ze opgeschoven naar rechts. Solidariteit lijkt iets uit het verleden.

Het lijkt erop dat veel mensen vooral voor hun eigen deelbelangen hebben gestemd. De horeca moet weer open, we moeten eerder met pensioen kunnen, er moeten niet te veel vluchtelingen ons land binnenkomen, boeren willen hun veestapel behouden. De stedelijke kosmopolieten willen een snelle energietransitie, aan de rechterkant willen kiezers Nederland houden zoals het is: liefst zo wit mogelijk (maar wel met zwarte piet…), zonder moskeeën, zonder windmolens en gewoon met elke avond een gehaktbal op het bord.

Ik mis de solidariteit. De socialisten hadden vroeger het verheffingsideaal, waarbij arbeiders door een goede opleiding het beter zouden krijgen. De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten: mensen met een hoger inkomen betalen meer belasting, zodat mensen met een krappere beurs mee kunnen profiteren van de welvaart. Nu heb je de ziektekostenverzekering van Promovendum voor hoger opgeleiden: als je hoger opgeleid bent, betaal je minder premie omdat je dan vaker een betere gezondheid hebt.

Links is als de kerk. Ooit was het een bloeiende beweging, nu behoor je tot een vergrijzende minderheid als je naar de kerk gaat. De vorm spreekt veel mensen niet meer aan. We slapen op zondagmorgen liever uit of lezen de Happinez in plaats van dat we naar een preek luisteren over een boek met weerbarstige verhalen uit een andere cultuur van tweeduizend jaar en meer geleden.

En toch blijf ik! Ik vind de vorm van de kerk ook niet altijd even aansprekend. Een preek is vaak te weinig interactief, de taal van de liederen komt uit een ander tijdperk, de melodieën zijn vaak honderden jaren oud. Maar de boodschap van de verhalen blijft me aanspreken: dat ieder mens ertoe doet, een lamme gaat lopen, een blinde weer gaat zien, dat de dood niet het laatste woord heeft.

Het doet me denken aan een liedje van cabaretier Jeroen van Merwijk, een maatschappijkritische cabaretier. Hij werd door de recensenten geprezen, maar trok geen volle zalen. Toch bleef hij voorstellingen maken, wel twintig. Begin deze maand overleed hij op 65-jarige leeftijd aan kanker. In het liedje ‘Ik geloof’ zingt hij over de dingen waarin hij gelooft: in het vechten tegen bierkaaien, in een wang voor een wang, een tand voor een tand, in verbeelding en in theater. Als conclusie trekt hij: “Met de moed van de wanhoop en tegen beter weten in blijf ik geloven omdat het wel moet.”

Al behoor ik misschien tot een minderheid, ik blijf in mijn idealen geloven. Het is misschien niet hip maar ik moet wel.

– Tim Smid

Beluister op Youtube het liedje ‘Ik geloof’ van Jeroen van Merwijk.

Lentedagje (50)

Officieel is dit (vrijdag 19 maart) nog een winterdagje. Morgen begint de lente en vanochtend toen ik naar het kanaal fietste om te zwemmen vroor het nog. Maar de zon was er ook. Uitbundig en hoog al! Gisteren was het grijs maar in het grijs was de lente misschien wel prominenter aanwezig dan in de zon. Juist omdat je ernaar moet zoeken, zie je meer dan wanneer de zon je overrompelt en je met lente om de oren slaat.

Terwijl ik een beetje mopperde gister op het grijs, het grauw en de miezer hoorde ik heel veel vogels. Ze zongen blijmoedig hun eigen lied en het klonk als een kerkkoor waarin iedereen zijn eigen favoriet zingt. Ik hoorde merels, meesjes en een parmantig hoep hoep. Ik ben niet heel goed in vogelgeluiden maar ik kan met zekerheid zeggen dat het een hop was, want hij donderde met behoorlijke vaart uit de boom voor mijn voeten. Zo’n mooi vogeltje met die indianenhoofdtooi boven zijn jarenvijftig-roze verenkleed. Ik denk dat hij een meisje aan het imponeren was. De spechten zijn daar ook druk mee. We hebben er een die vol vreugde op de lichtmasten van de tennisbaan zit te hakken. Al jaren. Een metalhead specht. Zolang hij niet naast je huis woont, is dat toch iets om om te glimlachen.

Ik wandelde met mijn hond. Twee keer per dag in hetzelfde gebied, al bijna 19 jaar, en nog zie ik nieuwe dingen en verrast de natuur me telkens weer. Er is een stukje op mijn wandeling waar mijn jachthond altijd even stevig met haar neus op de grond gaat. Vorige week zag ik er ineens een wezeltje het pad overschieten de sloot doorzwemmen en in een holletje in de oever duiken. Wat een cadeautje.

Het was gisteren zo’n dag waarop ik zonder hond niet was gaan wandelen, maar uiteindelijk vond ik meer schoonheid en scheppingswonderen dan dat ik doe op een zonovergoten lentedag. Het feit dat ik moet zoeken maakt het mooier! Het lukt me niet altijd uiteraard, maar een wandeling met volle aandacht brengt me altijd iets wat mijn ziel oplaadt, wat me verwondert en blij maakt.

Ik las vorige week een heel kort stukje Mary Oliver. Een Amerikaanse dichter die ik zeer bewonder. Deze instructie voor het leven past me goed:

Instruction for living a life.
Pay attention.
Be astonished.
Tell about it.

Ik let op en verwonder me en ik mag daar dan af en toe hierover vertellen. I am living a life!

– Marieke Laauwen

Lentedagje (49)

Mijn collega vroeg mij onlangs: ‘Zeg Arjen, heeft de komst van jullie kind je nu ook hoopvoller gemaakt?’ Dat vond ik een mooie vraag. Je wordt zo gedwongen om met sacramentele ogen naar de wereld te kijken, omdat de vraag gesteld wordt hoe het heilige in het dagelijks leven verschijnt. Want hoopvol word je niet van de krant of van Facebook. Er zal iets van God of van zijn Rijk moeten oplichten.

Mijn intuïtie gaat een beetje twee kanten op. Enerzijds is het nogal wat, om in een onrustige en gevaarlijke wereld als de onze een kind groot te moeten brengen. Bezorgdheid lijkt mij dan eerder op z’n plaats dan hoop.

Tot woorden van Jezus mij binnenvielen. Want Jezus zegt: wees niet bezorgd! Kijk eens naar de lelies op het veld, kijk eens hoe ze groeien. Ze spinnen niet en ze werken niet, en toch zien ze er beter uit dan de meest protserige koning die jullie je kunnen herinneren: Salomo.

Onze dochter werkt niet, en spint niet, en ik wed dat ze er beter uitziet dan Salomo. Ik zie dat de onschuld en het hoopvolle begin van het nieuwe leven dingen doet bij mensen. Grootouders heb ik nog nooit zo gelukkig gezien. Mijn overgrootoma werd even heel helder in de mistwolken van haar dementie toen ze onze dochter in haar armen had. Mijn schoonzusje die revalideert en daarom vaak in Groningen te vinden is.

Baby’s zijn sacramenten van hoop. Het is goed protestants om te zeggen: de sacramenten van doop en avondmaal versterken ons geloof. Op dezelfde manier wakkeren kleine baby’s onze hoop aan, omdat we weten dat ze hun oorsprong vinden in de gedachten van de Eeuwige. Het votum herinnert ons eraan: die niet loslaat wat zijn hand begon. Dat geldt voor baby’s, maar ook voor de hele wereld. Dat te bedenken maakt mij hoopvol.

– Arjen Zijderveld

Winterdagje (48)

Op de wierde van Groot Wetsinge tussen Sauwerd en Winsum staat een beeld van Gert Sennema, ‘Mij dorst’. Een houten man staat licht voorovergebogen, een gepijnigde blik, met een lange stok in zijn hand, aan het einde van de stok een spons. De stok staat in lijn met de nog kale takken van de bomen achter het beeld. ‘Mij dorst’ heet het beeld naar één van de kruiswoorden van Jezus. Jezus hing aan het kruis, had dorst en kreeg via een spons aan een stok vocht aangereikt.

De sculptuur van Gert Sennema vind ik goed bij deze tijd passen. We hebben dorst naar contact, naar mensen zien, naar aanraken, naar inspiratie. De houten figuur lijkt wanhopig met de spons op zijn stok de regendruppels uit de lucht te plukken. Ik kwam bij het kunstwerk na een lange fietstocht over het Hogeland. De zon scheen, het was 15 graden, er hing een vroege lente in de lucht. Ik fietste langs het Reitdiep naar Wierumerschouw op zoek naar de eerste tekenen van de lente. Bij het Sterrebos in de stad stonden de eerste krokussen al voorzichtig in bloei. Maar op het Hogeland waren nog weinig sneeuwklokjes en krokussen te zien. Op sommige sloten lag nog ijs en her en der een hoopje sneeuw. De wierde van Wierumerschouw lag er nog kaal bij. Medewerkers van de gemeente waren bezig takken te snoeien. Het idyllische plekje was niet zo mooi als in de lente of zomer.

De terugweg naar de stad was taai. Er stond een flinke tegenwind en mijn stadse transportfiets trapte zwaar. Ik was even vergeten dat het op het Hogeland altijd waait. De stadse fiets is niet gemaakt op de stevige trappartijen tegen de wind in en ik had mijn banden ook wel wat beter kunnen oppompen. Thuisgekomen gaf de stappenteller op mijn telefoon een nieuw record aan (hij rekent ook fietsen mee): meer dan 20.000 stappen!

Door de vroege lente had ik zin gekregen in speciaalbiertjes drinken op een terras. Maar dat mag niet. De cafés blijven nog gesloten. In de supermarkt zocht ik een paar bijzondere biertjes uit, die ik ’s avonds met een vriend van mij soldaat maakte. Niet te veel en niet te lang, want door de avondklok moest ik weer op tijd thuis zijn.

Ik besefte weer eens: we zijn er nog niet. De lente is begonnen, ik word er vrolijk van, maar corona is nog niet weg. De lockdown is nog niet voorbij, de besmettingen lopen nog steeds op en het einde is nog niet in zicht.

Eigenlijk zou de man met de stok met zijn spons genezing uit de lucht moeten halen. Hij staat voorovergebogen, hij ziet niet waar de stok naartoe reikt maar hij houdt vol. Dat moeten wij ook maar doen.

– Tim Smid

Winterdagje (47)

Afgelopen woensdag was het Aswoensdag. Vorig jaar heb ik niet gevast. Ik vond een lockdown wel genoeg en ik dacht, dat komt volgend jaar wel weer. Dit jaar stoei ik nog met wat ideetjes. Het wordt in ieder geval iets wel doen en niet iets niet doen. Ik mis al genoeg in het nieuwe normaal. Het gekke is dat het na een jaar lastig wordt om te bedenken wat dan. Afgelopen zondag nam ik even covid-vrij omdat er ijs lag. Ik heb niet geschaatst. Ik ben een meisje van de Veluwe en hoewel ik schaatsen leuk vind, ben ik er niet zo goed in en heb ik na een hernia-operatie mijn lijf net weer een beetje op de rit, dus ik had geen enkele behoefte aan een botbreuk.

Nee, ik ging schaatsers kijken. Schaatsers op de Diepenring. Mooier wordt deze stad niet. Het was zonnig, de lucht was blauw, de mensen waren vrolijk en het was druk! Ik mijd mensenmenigten nog steeds maar ik heb zondag mijn mondkapje opgedaan en de vrolijkheid opgezogen. Wat was het allemaal fijn en gezellig en mooi en vermoedelijk een klein beetje onverstandig. Ik kon ineens weer voelen hoe het hopelijk ooit weer zal zijn. De mensen waren blij, het weer was uitbundig: zonnig, koud en blauw en het Hoge der A was nooit zo mooi! En u weet, het is daar altijd mooi. Ik nam een foto en stuurde die naar een vriend in de VS. De verwondering die terugkwam was groot. Waarom heb je mij nooit verteld dat je in een sprookjesstad woont waar je kunt tijdreizen? Je zult er wel aan gewend zijn! Hoe kun je hier ooit aan gewend raken?

Als ik iets geleerd heb het afgelopen jaar, is dat je overal aan gewend kunt raken. Aan schoonheid net zo goed als aan afstand. We vasten al zo lang met zijn allen, dat ik afgelopen zondag pas weer voelde wat ik miste toen het er even, in de droom van een echte schaatsdag, was. Reuring, leven, drukte in de stad. Ik ving halve gesprekken op tussen vreemden. Eén van de leukste dingen in het leven voor een schrijver met een levendige fantasie. Het pareltje van zondag: “Maar jij hebt ook gewoon een heel vrouwelijke baard!” Het is nu donderdag als ik dit schrijf, en ik moet er nog weer van grijnzen. Ik had niet eens in de gaten dat ik ook dit zo mis. Dichtbij genoeg zijn om de bizarre dingen te horen die mensen elkaar vertellen.

We moeten nog even verder, we zijn er nog niet. Deze zondag was een zondag in een hele lange nabijheidsvasten die me even weer liet voelen hoe bijzonder de gewone dingen eigenlijk zijn! En nu is het weer tijd om handen te wassen, zoomschermpjes aan te doen en om elkaar heen te lopen. Nog even volhouden!

– Marieke Laauwen

Winterdagje (46)

Het is een echt winterdagje vandaag, ijzig koud, er staat een snoeiharde oostenwind en er stuift poedersneeuw over het land, het vriest en het blijft voorlopig vriezen. Ik voel me stoer als ik de kou trotseer en met de honden ga wandelen. Onze schapendoezen, Jelle en Polle, zijn uitgelaten en rollen door de sneeuw. Mijn Viking noren heb ik alvast klaarliggen, want zodra het kan sta ik op het ijs. De onrust heeft ook mij te pakken, het schaatsen is mij met de Friese paplepel ingegoten. Ook al heb ik niet meer de souplesse van vroeger, er zal worden geschaatst!

Wanneer ik door de tuin loop zie ik hem bloeien, de toverhazelaar of Hamamelis. Stevig geworteld en uitdagend staat hij daar en tart de ijzige winter met fiere takken vol bloemen. Je snapt niet hoe deze struik het voor elkaar krijgt om er in deze kou zo feestelijk bij te staan! De gele bloemen zien er uit als lintjes, en ze ruiken nog lekker ook! Betoverend. Hij bloeit op het kale hout, dus nog voordat er blad komt. De bloemblaadjes krullen iets om ter bescherming van zichzelf, ze bevriezen niet. De naam toverhazelaar is afgeleid van het Engelse ‘witch hazel’, heksenhazelaar, zo genoemd omdat de takken van de Hamamelis alle kanten op wijzen. De toverhazelaar bloeit hartje winter en is voor mij een teken van lef en vertrouwen, dat er ook in barre tijden sprake kan zijn van bloei, van een hernieuwd leven. Hadewijch, middeleeuwse dichteres en mystica, zei het zo:

“Ay, al es nu die winter cout,
Cort die daghe ende die nachte langhe (…)
Die hasel brinct ons bloemen fine,
Dat es een teken openbare.”

– Matty Metzlar

Winterdagje (45)

De periode van Kerst en Advent ligt alweer even achter ons, maar ik wil er in dit Winterdagje toch graag nog even op terugblikken. Wij hebben hier thuis namelijk een bijzondere advent achter de rug. 25 December is de dag waar we de bevalling van Maria, de moeder van God herdenken. Mijn eigen vrouw Sofieke was niet veel later uitgerekend. Daarmee viel bij ons thuis de verwachting van ons kind en de verwachting van het kind van Maria bijna helemaal samen. Het kerkelijk jaar en de gewone tijd vielen over elkaar heen.

Dit had tot gevolg dat ik Advent met geheel andere ogen heb bekeken. Soms moet je blijkbaar dingen meemaken voordat je weet waar het over gaat. Voor het eerst realiseerde ik mij namelijk dat Advent gaat over de verwachting van een kind. Het zou een geval van beroepsdeformatie kunnen zijn, maar Advent was voor mij altijd een soort theologisch of spiritueel idee. God komt naar zijn wereld, de redder komt er aan, Immanuel, God met ons, zulke dingen.

Voor het eerst realiseerde ik mij dat we in de kerk echt uitzien naar een kind, en dat God door een kind de wereld redt. Het is natuurlijk een bekend theologisch idee dat God door het kleine, kwetsbare en schijnbaar machteloze de wereld redt. Voorbeelden te over. Psalm 8 zingt al over de kracht die God haalt uit het huilen van baby’s. Samuël die de kleine herdersjongen David moet zalven, Gideon met z’n kleine bende, Jericho waar enkel omheen gelopen wordt, het Koninkrijk van God dat vergeleken wordt met kleine zaadjes in de grond. Knipper één keer met je ogen en je mist het.

Dat doet mij sterk vermoeden dat Gods redding van zijn wereld uit onverwachte hoek komt. Van een kant waar we het voor ’t laatst verwachten, waar we zomaar overheen kijken. Het maakt me nieuwsgierig en ook wel hoopvol. Want ik hou er dus rekening mee dat ik allerlei signalen van Gods redding niet meekrijg, terwijl ze er al lang zijn. Zoals iemand pas in een detective zei: ‘je zoekt naar bewijs, maar je mist alle aanwijzingen’.

– Arjen Zijderveld

Winterdagje (44)

Na vier jaar is er nu toch echt een eind gekomen aan het presidentschap van Donald Trump en mag Joe Biden zich de 46e president van de Verenigde Staten noemen. Vorige week woensdag werd hij geïnaugureerd en dat ging op zijn Amerikaans met veel vlagvertoon, grote woorden en symboliek. Opvallend genoeg was de nieuwe president niet degene die de show stal maar een aantal ambitieuze vrouwen.

De extravagante popartieste Lady Gaga zong het volkslied, de jonge Afro-Amerikaanse dichteres Amanda Gorman droeg het gedicht ‘The hill we climb’ voor en de van oorsprong Latijns-Amerikaanse zangeres Jennifer Lopez zong ‘This land is your land’. Vooral de dichteres maakte indruk. Als kind had ze een spraakgebrek en nu gaf ze een zelfverzekerd optreden in een opvallende gele jas, een rode band in haar haar en een ring in de vorm van een vogelkooi, verwijzend naar het boek ‘Ik weet waarom gekooide vogels zingen’ van Maya Angelou. In haar gedicht gaf ze aan zodra ze oud genoeg was president te willen worden.

Lady Gaga staat bekend als symbool voor de lgbti-gemeenschap. In het nummer ‘Born this way’ zingt ze: “I’m beautiful in my way, cause God makes no mistakes, I’m on the right track baby, I was born this way.” Op de trappen van het Capitool eist ze haar plek op in een extravagante rode jurk en geeft ze uit volle borst een musicalachtige draai aan het Amerikaanse volkslied. De Latina Jennifer Lopez zingt heel symbolisch ‘This land is your land’ en eindigt haar optreden in het Spaans met ‘Libertad y justicia para todos’, vrijheid en gelijkheid voor iedereen.

Een dergelijke bombastische show bij het aantreden van een nieuw kabinet of de inhuldiging van een nieuwe koning of koningin kunnen we ons in Nederland niet voorstellen. Denk je Trijntje Oosterhuis in die in een opzichtige jurk het Wilhelmus zingt of een dichteres die grote woorden spreekt over een heuvel die beklommen moet worden, over de buik van een beest die we overleefden of grazige weiden die voor ons liggen. Onze nieuwe Dichter des Vaderlands Lieke Marsman noemt zich de stem van het dorre hout en dicht over onze Hollandse rookworst die nep is…

Toch lijkt me een beetje bombast wel gerechtvaardigd na vier jaar de lompheid van Trump. Zwarte mensen, Mexicanen en homo’s werden beledigd, honderdduizenden Amerikanen stierven aan corona en extremistische nationalisten bestormden het symbool van de Amerikaanse democratie, aangemoedigd door hun president. Als de rust dan weer is teruggekeerd en er weer een normale president is met respect voor alle Amerikanen, dan mag dat gevierd worden, uit volle borst. Zoals Jennifer Lopez het zei: “Let’s get loud!”

 Tim Smid

Winterdagje (43)

Ontmoeting in de zon

Ik was van plan om het hier niet meer over zwemmen te hebben. Dat heb ik al gedaan en er zijn echt meer lichtpuntjes in het leven dan dat. Zo mocht ik gisteren het buurmeisje helpen met haar groep 3 schoolwerk en eten we dagelijks versgebakken brood bij de lunch. Daar zit denk ik wel iets interessants. Met schoolwerk helpen is genieten en een cadeautje omdat ik het niet iedere dag hoef te doen en zwemmen en broodbakken zijn zegeningen omdat ik het met regelmaat doe. Zonder dat ik hoef te beslissen of ik ze doe. Op maandag, woensdag en vrijdag trekken een vriendin en ik een wetsuit aan, fietsen naar het kanaal en trekken een baantje. Soms bekijken we verschillende tinten grijs, soms ligt er ijs en soms moeten we rugzwemmen omdat de wolkjes in blauwe lucht zo mooi roze zijn. Zo’n ochtend was het vandaag. Op de terugweg nam ik met mijn klotsende zwemschoenen nog aan toch de loopbrug om de zon op de foto te zetten. Dat is nou eenmaal ook iets dat ik doe.

Voor één keer was ik niet de enige. Er stond een jongeman te kijken en te fotograferen op een manier die ik herkende. En we hadden een gesprekje. Over de zon en hoe die je ziel oplaadt en hoe je daardoor het gevoel krijgt dat corona ooit voorbij zal gaan. Over het water waar hij eigenlijk wel in zou willen duiken, waarop ik uitleg dat ik er net uitkom. We moeten lachen en dan realiseer ik me dat ik dit dus ook mis. Een mooi gesprek met een vreemde over wat je beweegt, waarin je soms net wat kwetsbaarder bent dan met bekenden. Juist, omdat je elkaar niet kent. Dus toen deze vreemde, die ik echt even ontmoet had, vroeg: “Mag ik een foto met u maken om dit te onthouden mevrouw”, zei ik ja. Want ik wilde dit ook onthouden. En daarom leest u er nu over.

 Marieke Laauwen