“Wat vond je leuk toen je een kind was”, vroeg iemand me ooit toen ik als begin veertiger weer eens wanhopig op zoek was naar wat ik wilde met mijn leven. Het is een interessante vraag en ik leef gelukkig al een leven dat vrij dicht bij mijn jeugd gebleven is. Ik struin elke dag met mijn hond door de natuur, ik schrijf nog steeds brieven en verhaaltjes, er is altijd een boek, alle Marie Kondo boeken ten spijt verzamel ik nog steeds en ik speel nog steeds vadertje en moedertje al is dat al 18 jaar niet meer ‘doe alsof’ maar ‘voor het echie’.
Toen, een half jaar geleden alweer, corona ons leven overhoopgooide, had ik dus niet zo veel aan de tips om corona te overleven. Ik wandelde al iedere dag. Ik bakte maar wat vaker brood, las iets minder dystopische jeugdboeken en iets meer: ‘alles komt goed boeken’ van Ierse schrijfsters. Langzaamaan ging ik wel steeds vaker zuchten. Zeker toen het in augustus doordrong dat we hier niet zomaar weer mee klaar zouden zijn.
“Dat deed ik toen ik acht was: zwemmen”, dacht ik toen een vriendin terloops half augustus zei: “ik ga zo nog even het water in bij het stadsstrand.” Sinds dat moment lig ik drie à vier keer in de week in het Oosterhamrikkanaal. Ik heb een bloedhekel aan sport, maar buiten zwemmen is geen sport. Het is meditatie, natuur en de wereld uit een heel ander perspectief bekijken.
Ik zag liggend in het water een reiger met een scheef oog naar me kijken. Vier jonge veel te laat geboren eendjes die nieuwsgierig naar me toe zwommen. Visjes die boven het water uitsprongen en afgelopen maandag vloog er een ijsvogel langs mijn hoofd verderop de rietkraag in.
Op de terugweg heb ik, vanuit het water, zicht op zowel de Nieuwe Kerk als de Martinitoren en dat is passend. Zwemmen is meer kerk dan sport voor mij. De man zegt dat ik minder zucht. Het is al oktober en het water wordt venijnig koud. Dus als u straks twee veertigers in een wetsuit in het kanaal ziet liggen, dan zijn wij dat. Het voelt te goed om op te geven, alleen omdat het toevallig al herfst is!
– Marieke Laauwen