Alledagje (9)

Ik houd van Herman Finkers. Ik houd van zijn droge humor, zijn subtiele woordgrappen en zijn wonderlijke redeneringen. De laatste jaren laat de cabaretier met de Twentse tongval zich meer van zijn religieuze kant zien. In 2015 vertelde hij in zijn oudejaarsconference over zijn religieuze gevoelens en een jaar later voerde hij zijn eigen ‘meezingmis’ uit, de Missa in Mysterium. In talkshows wordt Finkers vaak uitgenodigd om over zijn fascinatie voor het katholieke geloof te vertellen maar vaak wordt hij niet begrepen door de presentatoren. Geloof is iets voor naïeve mensen uit een ander tijdperk.

Hierover zingt hij in zijn liedje ‘Daar boven in de hemel’. Hij beschrijft dat hij in een talkshow zit en gevraagd wordt hoe hij met zijn intelligentie toch in de hemel kan geloven.
“Jij hebt toch HBS gehad? Dat is geen kattenpis.
Hoe kun je dan geloven dat er een hemel is? (…)
De hemel is iets achterhaalds, er wacht ons boven niets.
De hemel, wees nou eerlijk, is een verzonnen iets.”

Daarop antwoordt hij:
“De veertigste van Mozart en de liedjes van Jacques Brel
zijn ook ooit verzonnen, zei ik, toch bestaan ze wel.
Iets kan zijn verzonnen en daardoor juist bestaan.
Dat soms iets niet verzonnen is, neemt men zomaar aan.
Mijn lied is ook verzonnen en hoor hoe het bestaat,
ik zing het graag omdat daarmee de hemel opengaat (…)”

Voor mij is het lied een ode aan de verbeelding. Het bestaan van een hemel gaat tegen elke logica in, maar, zegt Herman Finkers in zijn eigen logica:
“Als men glashard aan kan tonen dat ik me vergis,
pas dan zal ik geloven dat er geen hemel is.”

Als er een bekende overlijdt, hoop je dat die in de hemel komt, ook al geloof je daar misschien niet echt meer in. Tijdens een begrafenis lijkt het weer even een realiteit. Door te zingen over de hemel, ontstaat de hemel weer even. Het werkt als een mantra: als je die maar vaak genoeg herhaalt, wordt het vanzelf waarheid.

Finkers eindigt zijn lied met:
“Dus daarboven in de hemel zien wij elkander weer,
daar drinken wij een glaasje met Onze Lieve Heer.
Ook hij die nooit geloofde heft daar met ons het glas
en kan dan maar niet geloven dat hij ooit op aarde was.”

Hemelvaart en Pinksteren, ik vind het maar ingewikkelde feesten. Het lijkt op hocus pocus met iemand die op een wolk in de hemel wordt opgenomen en discipelen die tongen van vuur op hun hoofd krijgen. Toch wil ik het graag geloven. Daarom zing ik het maar en hoop dat het daarmee waar wordt.
“’t Is feest vandaag, ’t is Pinksterfeest, we staan in vuur en vlam.
Want Hij Die bij ons is geweest, werkt verder aan Zijn plan.”

Dat het waar is.

Tim Smid

► “Daar boven in de hemel” van Herman Finkers op YouTube.

Alledagje (8)

“Bij ons op het Hogeland waait het altijd”, zeggen we vaak tegen mensen die Noord-Groningen niet kennen. Op de dagen dat het windstil is merk je dat op en dringt de echte betekenis door van het woord ‘wind-stil’. Ik ben een kind van de wind en van de kust, op de grens van water en land, ik luister graag naar het voortdurende ruisen van de wilgen en populieren rondom ons huis. Natuurlijk, als er een fikse storm over het land raast is dat indrukwekkend en soms angstig, dan mis je de bescherming van huizen in het dorp, je hoopt dat de bomen blijven staan en dat het huis het houdt. Maar de wind is voor mij een belangrijke metgezel, een natuurkracht die op ons inwerkt, aan ons sjort en trekt of als een zachte bries over ons komt.

De wind verbindt mij met beweging en bevlogenheid, met dynamiek en verrassing in het bestaan. Het zal niet verbazen dat ik mij verheug op het naderende feest van Pinksteren, de wind van Gods Geest die opsteekt en ons wil bijstaan en troosten. Kunstenaar Willem Hussem, hij overleed in 1974, schreef een gedicht dat als muurgedicht op een studentenhuis in Leiden hangt. Hij schildert daarin een beeld van de kust, het blauw van zee en hemel, in enkele penseelstreken, geen woord teveel, alleen de essentie. Door het wit van een zeil erin te vegen komt het beeld tot leven: zie je het voor je? voel je de wind, hoor je het klotsen van de golven?

Zet het blauw
van de zee
tegen het
blauw van de
hemel veeg
er het wit
van een zeil
in en de
wind steekt op

Toen Willem Hussem dit gedicht schreef, dacht hij aan het maken van een schilderij; met een minimum aan middelen, doek, verf en kwast wordt een werkelijkheid geschapen. Zo werken schilders, musici, dichters, beeldhouwers, acteurs, dansers, gedreven door een creatieve geestkracht en opperste concentratie. Wat zijn ze belangrijk voor ons, al die kunstenaars die nu zo hard getroffen worden in deze coronatijd! Zij verbinden ons met schoonheid en vervoering, ze houden de samenleving een kritische spiegel voor, porren ons op, dagen uit en halen ons uit platgetreden sporen, ze raken en ontroeren ons… ‘zo had ik het nog nooit gezien of gehoord.’ Ik maak een diepe buiging voor allen die voor de kunst leven, zij zijn de wind in onze zeilen, nu we stil zijn gevallen.

 Matty Metzlar

Alledagje (7)

Sinds we vanwege het coronavirus thuiszitten, maak ik bijna wekelijks een lange wandeling in de provincie. Zo heb ik veel mooie natuurgebieden in Groningen ontdekt die ik nog niet kende. Ik kan vooral Westerwolde aanraden met veel mooie wandelroutes langs kronkelende beekjes door een licht glooiend landschap. Ik wandel meestal met mijn man maar sinds kort spreek ik ook wel eens af met een vriend of een vriendin om een stuk te lopen.

Dit weekend had ik met een vriendin afgesproken in de omgeving van Ommen; dat was voor ons beiden ongeveer even ver rijden. We hadden beiden ons eigen rugzakje mee met een flesje water en gesmeerde boterhammen. Als verrassing had mijn vriendin pakjes drinken en croissantjes meegenomen. We moesten grinniken om zoveel Hollandse burgerlijkheid. Anders hadden we op het terras koffie of een biertje gedronken en misschien hadden we wel een bittergarnituur besteld. Nu stapten we na de wandeling elk weer in onze eigen auto, zonder een afsluitend drankje of een afscheidszoen.

Ik moest denken aan oude foto’s van mijn opa en oma uit de jaren zestig in tuinstoelen voor de auto, genietend van een meegebracht kadetje. Geen verre vakanties voor hen maar een autoritje of een fietstochtje in de buurt. Mijn oma groeide op in een groot gezin van dertien kinderen waar geen tijd of geld was voor uitstapjes. Als oudste dochter moest ze meehelpen in de opvoeding van haar jongere broers en zusjes en een paar jaar na de geboorte van haar jongste broer werd haar oudste zoon geboren. Vorige week wandelde ik door het dorp waar mijn opa en oma meer dan negentig jaar geleden trouwden. Ik stelde me voor hoe ze als jonge geliefden met z’n tweeën wandelden op het paadje waarlangs onze wandelroute voerde. De snackbar waar wij een ijsje haalden stond er in de jaren twintig van de vorige eeuw nog niet en van Cornetto’s hadden ze destijds nog nooit gehoord.

Toen het na de Tweede Wereldoorlog steeds beter ging met de welvaart in Nederland, wisten mijn grootouders daar ook van te profiteren. Mijn oma kon genieten van een borreltje na het eten en als ze bij ons langskwam, nam ze altijd iets lekkers mee, zoals chips, tompoezen of taart.

Wat ik mis in coronatijden is de kers op de taart. Ik heb niks te klagen: ik ben gezond, ik heb werk en heb genoeg te eten. Doordat ik thuis werk en allerlei activiteiten buiten mijn werk niet doorgaan, lijkt elke dag op elkaar. Wat mist is een uitlaatklep. Even met vrienden de week doornemen in een andere omgeving, in een café of op een terras. Wat zal ik genieten als na 1 juni de terrassen weer opengaan! Dan drink ik een biertje op mijn gezondheid. Tot die tijd blijft het nog even behelpen met een pakje Appelsientje.

Tim Smid

Alledagje (6)

Een zonovergoten dag, ik wandel samen met een studente door het Noorderplantsoen. Wekenlang hadden we contact via telefoon en skype, nu is er dan eindelijk weer een fysieke ontmoeting en gesprek mogelijk. Vorig jaar heeft zij, kort na elkaar, beide ouders verloren aan kanker. Bizar en onwerkelijk… ‘ik ben nu alleen op de wereld’.

Wat mist ze haar wijze moeder, haar klankbord, de persoon die haar onvoorwaardelijk liefhad, ondersteunde bij lastige keuzes, op wie ze altijd kon bouwen.

Veel studenten die een verlies meemaken delen dezelfde ervaring: het is lastig om duidelijk te maken aan je vrienden wat er in je omgaat, hoe het voelt, dat gemis, verdriet, boosheid en pijn… alsof je onder een glazen koepel zit, met je neus tegen het glas gedrukt, je wilt wel praten maar het komt niet aan, je vrienden begrijpen het niet echt, zij hebben zoiets zelf niet meegemaakt. En trouwens, vaak besef je zelf nog niet eens ten volle wat je is overkomen en wat er met je gebeurt.

Het rouwproces is een traject, een reis die je moet maken in een landschap waar je de weg niet kent. Dag Hammarskjöld verwoordt het in zijn dagboeknotities ‘Merkstenen’ heel kernachtig en mooi: ‘De langste reis is de reis naar binnen’. Hij was een ervaren alpinist, een bergtocht is voor hem ook het beeld van de geestelijke weg die hij heeft afgelegd als rusteloze spirituele reiziger. Merkstenen zijn hoopjes stenen die als markering, als wegwijzers dienen voor de tocht omhoog en omlaag, zodat je niet verdwaalt.

Altijd weer ben ik onder de indruk van de kwetsbaarheid die studenten durven laten zien en de ongelooflijke veerkracht die zij tonen in dat rouwproces. Zelfs nu in deze coronatijd met zo’n grote impact op het leven van jonge mensen, wandel ik met een studente door het Noorderplantsoen die haar veerkracht niet is verloren. Zij probeert heel dapper om de draad van haar leven weer op te pakken, ze is blij met de ondersteuning van vrienden en met wandelingen als deze.

Matty Metzlar

Alledagje (5) Love shine a light

De hele week zit het liedje al in mijn hoofd:

“Love shine a light in every corner of my heart,
let the love light carry, let the love light carry.
Light up the magic in every little part,
let our love shine a light
in every corner of our hearts.”

Afgelopen zaterdag zou het Eurovisie Songfestival plaatsvinden in Rotterdam, maar net als zoveel andere evenementen kon dat dit jaar niet op de normale manier doorgaan. In plaats van live optredens waren er vooraf opgenomen filmpjes van de deelnemers van dit jaar en een aantal klassieke songfestivalnummers van de afgelopen jaren. Er was een mooie uitvoering van ‘Ein bißchen Frieden’ door Ilse de Lange in duet met een Duitse zanger vanuit het Vredespaleis in Den Haag. Maar het hoogtepunt waren alle deelnemers van dit jaar die samen ‘Love shine a light’ zongen, het nummer waarmee Katrina and the Waves in 1997 won.

Alle zangers en zangeressen zongen in hun eentje vanuit een studio, in de huiskamer of zittend op hun bed. Dat kleine, ingetogene had iets heel aandoenlijks maar ook heel vrolijk makends. Normaal worden nummers uitgevoerd op een groot podium met veel bombarie, opzichtige jurken en special effects. Nu moesten de zangers het van hun stem hebben en moest het liedje zijn werk doen.

‘Love shine a light’ was destijds een eenvoudig maar pakkend nummer dat met een rechttoe-rechtaan optreden de winst pakte. In die tijd waren er nog weinig gelikte shows met lichteffecten of 3D-animaties. De zangeres zong gewoon haar nummer en dat deed ze op een overtuigende manier.

Nu het misschien wel tot 1 september duurt voordat ik weer gewoon aan het werk kan en bestaat dat dan nog: gewoon? ben ik op zoek naar lichtpuntjes. Door het zonlicht word ik er ’s morgens toe aangezet uit bed te komen, als ik weinig zin heb om voor de zoveelste dag op rij achter de laptop te kruipen. Het licht door het raam geeft me energie de dag door te komen.

Het filmpje met de deelnemers aan het Songfestival gaf aan hoe iedereen in zijn (uit)hoekje van Europa er het beste van probeert te maken in deze tijd. Het geïmproviseerde, ongepolijste van de opname zorgde voor een gevoel van verbondenheid, een straaltje licht ‘in every corner of my heart’.

Tim Smid

Noot van de webredacteur: ‘Love shine a light’ vormde ook de inspiratie voor het kyriëgebed in de dienst van 22 december jl., weet je nog?

Alledagje (4)

Vanochtend begin ik de dag met een gedicht ‘Sprookje’ van Vasalis, zij heeft de tekst opgedragen aan haar moeder en dochtertje. Het verbeeldt een klein en intiem tafereel waarin oma een sprookje vertelt aan haar kleinkind.

Als kind had ik een heel goede band met mijn grootouders, speciaal met de beppe naar wie ik ben vernoemd, Martha. Zij was een stoere, Friese schippersvrouw, maar toen ik werd geboren woonde ze al in een huis aan de wal; pake heb ik niet goed gekend, hij overleed toen ik drie jaar was. Beppe’s huis stond vlakbij mijn basisschool, na schooltijd ging ik graag naar haar toe en liet me verwennen, ik mocht spelen op de geheimzinnige zolder, spannende boeken lezen bij de kolenkachel, oude foto’s bekijken en luisteren naar verhalen; zij bakte pannenkoeken die ze warm hield op een ouderwets petroleumstel. Het was gezellig en vertrouwd bij haar thuis. Grootouders… nu ik zelf ouder ben en terugkijk, besef ik pas hoezeer ik ook door hén ben geworden wie ik ben. En voel dankbaarheid voor de aandacht, liefde en levenservaring die zij mij hebben gegeven. Ouderen en jongeren… het contact en de wisselwerking tussen generaties, hoe waardevol is dat.

Het gedicht van Vasalis raakt mij vanwege de sfeer van intimiteit en geborgenheid. Oma vertelt haar kleinkind een sprookje en zij luisteren beiden alsof de vertelling een levende werkelijkheid wordt, met ogen zo groot, zo vol verwondering, zo luisteren zij samen… oma en kleindochter, het witte en het blonde haar. Het oude witte hoofd met een vol en rijk verleden, naast het blonde hoofdje met een zee aan toekomende tijd. In elkaar verzonken, in het moment van heden, het lijkt een eeuwigheid. Het is een moment van volkomen overgave, opgenomen zijn in dat oeroude verhaal. Een kostbare, bijna paradijselijke ervaring van harmonie en verbinding. Ligt er daarom ook een zweem van weemoed over het tafereel? We willen soms zo graag ergens blijven, of iets vasthouden, terug naar waar het goed was, maar je kunt eigenlijk alleen maar verder… de tijd stroomt door.

Sprookje
(voor mijn moeder en dochtertje)

Zij luistren beiden naar een oud verhaal,
wondere dingen komen aangevlogen,
zichtbaar in hun verwijde ogen,
als bloemen, drijvend in een schaal.

Er is een zachte spanning in hun wezen,
zij zijn verloren en verzonken in elkaar,
– het witte en het blonde haar –
geloof het maar, geloof het maar,
alles wat zij vertelt is waar
en nooit zal je iets mooiers lezen.

(M. Vasalis, De vogel Phoenix, 1947)

Matty Metzlar

Alledagje (3)

Ik houd van Italië. Ik houd van de ruige rotsen, de taal, de monumenten, de afgebladderde huizen en het eten. Ik ga er graag op vakantie maar dat gaat waarschijnlijk vanwege het coronavirus dit jaar niet lukken, hoe graag de toeristisch ondernemers ons buitenlandse gasten ook zien komen.

Als puber droomde ik weg bij de liedjes van Eros Ramazzotti. Hij zong over een “terra promessa, un mondo diverso”, het beloofde land, een andere wereld. Ik begreep niet veel van de teksten maar ik had het gevoel dat hij het over diepe dingen had. Het land van Eros Ramazzotti leek me een stuk aantrekkelijker dan het eentonige, rechtlijnige kanaaldorp waar ik woonde.

‘Je keek te ver’, zo heet een boekje van Marjoleine de Vos, redacteur en columnist bij NRC Handelsblad, dichter en essayschrijver. In het boekje beschrijft ze op een poëtische en filosofische manier haar wandelingen door het Groninger land. Ze vertelt over de middeleeuwse kerkjes, de sporen van het verleden in het landschap en het verstrijken van de seizoenen.

Nu we vanwege het coronavirus zo veel mogelijk binnen moeten blijven en niet ver kunnen reizen, zijn we weer aangewezen op onze nabije omgeving. Ik leer allerlei prachtige natuurgebieden in Groningen kennen, waar je de mooiste wandelingen kunt maken. Er is een schitterend parkje vlak bij mij in de buurt, waar een bijzondere gans zit te broeden. Onderweg ernaartoe kom ik door een straat, waar op elke boom een bordje hangt met een gedicht. Mijn oog viel op de tekst “Als ik mijn ogen toedoe, ben ik in Honolulu”…

Na de middelbare school ging ik in Groningen Romaanse talen en daarmee ook Italiaans studeren. De diepgang van de teksten van Eros Ramazzotti bleek wel wat tegen te vallen maar het nummer ‘Terra promessa’ is me bijgebleven.
Siamo ragazzi di oggi
pensiamo sempre all’America
guardiamo lontano
troppo lontano…”

(We zijn jongeren van deze tijd. We denken altijd aan Amerika. We kijken ver, te ver.)

Aan dit liedje moet ik denken als ik het boekje van Marjoleine de Vos lees. Waar we altijd bezig zijn om plannen te maken en uitkijken naar verre reizen, worden we nu gedwongen om het dichterbij te zoeken. We krijgen meer oog voor de kleine dingen om ons heen en dat kan mooie inzichten opleveren. De blik gaat naar binnen.

Achter weilanden weiden, daar weer achter
dijken, zee en Zweden. Waar zou je heen?
De blik verliest je met zichzelf in ruimte
waar aankomst ver en ver te zoeken is.
Niet voor de woerd die plotseling en onbedaarlijk
groen het zonlicht en je oog in zwemt.
Kijk bij je voet, maant hij, waar speenkruid
bloeit, de lucht gespiegeld blauw is in het diep.
Voel warmte op je neus, zie ’t vroege blad
van vlier. Je keek te ver. Dat wat je zoekt is hier.”

(Marjoleine de Vos)

Tim Smid

Alledagje (2)

De zwaluwen zijn terug in Zuurdijk! Ze scheren over het land en maken me blij met hun capriolen in de lucht, alsof ze mij willen begroeten. Als ware acrobaten vliegen ze in en uit de overkapping van ons huis. Daar hebben ze vorig jaar drie nesten gebouwd door honderden natte kluitjes klei aan te vliegen en tegen de balk aan te plakken in een bolvorm, deze zijn opgedroogd en zo hebben ze binnen een week hun huisjes gemaakt. Ongelooflijk wendbaar zijn deze pijlsnelle vliegkunstenaars.

Vogels spreken tot mijn verbeelding, ze bewegen tussen hemel en aarde, zijn tegelijk kwetsbaar en sterk. Ze overleven in weer en wind en kunnen enorme afstanden afleggen. Vogels kunnen mij optillen uit melancholie of moedeloosheid, bieden troost wanneer ik bijvoorbeeld een buizerd zie zweven hoog in de lucht of een merel hoor zingen of een roodborstje observeer dat heel alert trippelt in het gras. Wij zijn als mensen gebonden aan de zwaartekracht, aan ons lichaam, aan de aarde, aan grenzen. Vogels stijgen daar bovenuit, ademen vrijheid, ze vliegen van noord naar zuid, van oost naar west. In hun vlucht herkennen wij onze dromen, onze lichtheid, ons verlangen.

En wat zijn de vleugels van die verbeeldingskracht belangrijk voor ons, vooral ook nu in deze onzekere, angstige tijd, waarin je je bevreemd en ontwricht kan voelen over wat er gaande is. Ook in de Bijbel is de vogel een dier met een belangrijke symbolische betekenis. Ik denk nu aan de duif die uitvloog na de zondvloed om op verkenning uit te gaan naar bewoonbaar land, om te zoeken naar toekomst temidden van de chaos. Uiteindelijk vindt zij drooggevallen land. Het lukt niet meteen de eerste keer, en de tweede ook nog niet. Maar de duif blijft gaan, tot drie keer toe onderneemt ze de vlucht over het water, klapwiekend en speurend naar vaste grond, naar toekomst. De vogel als beeld van hoop. Een lied dat ik graag zing is ‘Die mij droeg’ van Huub Oosterhuis, een tekst waarin de Eeuwige verbeeld wordt als een adelaar, een sterke vogel die ons draagt als we even niet meer verder kunnen.

Die mij droeg op adelaarsvleugels
die mij hebt geworpen in de ruimte
en als ik krijsend viel mij ondervangen
met uw wieken en weer opgegooid
totdat ik vliegen kon op eigen kracht…

– Matty Metzlar

Alledagje (1)

In deze tijd van de coronacrisis maken Evert Jan Veldman en Tirtsa Liefting van de Nieuwe Kerk dagelijks een ‘Alledagje‘, een hart onder de riem voor mensen die thuis zitten. Vanaf deze week maken Matty Metzlar en Tim Smid beide ook eens in de week een bijdrage. Hierbij de eerste bijdrage van Tim Smid.

Er zijn uren
zonder jou. Soms. Misschien. Het is denkbaar.
Er zijn rivieren met oevers vol boterbloemen
zonder jou. Boten met hakkelende motoren, stroomopwaarts,
zonder jou.
Er zijn wegen zonder jou. Zijwegen, ongelukken,
greppels.
Vlinders zonder jou zijn er, distels. Ontelbare.
Er is mismoedigheid zonder jou. Laksheid. Angstvalligheid.
En er gaat geen uur voorbij,
er is nog geen uur voorbijgegaan.

Een vriendin van mij deelde dit gedicht van Toon Tellegen op Facebook. Vandaag is het Moederdag en dan moet ik even denken aan mijn moeder, die alweer bijna 40 jaar geleden overleden is. Inmiddels hebben al vele boterbloemen gebloeid langs oevers en zijn vele boten voorbij gevaren, zonder dat zij erbij was en ik moet eerlijk zeggen dat er ook vele dagen voorbijgaan dat ik niet aan haar denk.

Af en toe komt ze nog eens voorbij, zoals twee maanden geleden, toen haar zus overleed. Tijdens de begrafenis was op de beamer een foto te zien van de broer en drie zussen zingend achter het harmonium, als goed gereformeerd gezin in de jaren vijftig. In mijn fantasie zijn ze herenigd in de hemel en zingen ze daar nu verder.

In de Volkskrant van 9 mei vertelt traumadeskundige Berthold Gersons over de verschillende fases in de coronacrisis. Het begint met de schok. Mensen zijn moe en hebben moeite om zich te concentreren. Dan volgt de honeymoonfase. Mensen voelen opluchting dat ze het overleefd hebben en voelen een enorme verbondenheid met elkaar. Dat was het moment dat mensen massaal gingen klappen voor de zorg, voor elkaar muziek maakten en troostende filmpjes deelden. Wat volgens Gersons nog moet komen is de desillusiefase, het moment dat de gevolgen van de coronacrisis tot ons doordringen. Mensen hebben hun emoties een tijdlang ingehouden. Er zijn veel mensen gestorven, die nu anonieme cijfers zijn in het dagelijkse overzicht van het RIVM. De gezichten achter de doden zijn onzichtbaar. In Engeland verschenen pagina’s met foto’s van overledenen in kranten. Gersons roept op tot een dag van nationale rouw om de overledenen te herdenken.

Laten we de doden niet vergeten, of ze nu aan corona zijn overleden, kanker of een andere ziekte. Zij waren bij ons en hebben ons mede gemaakt tot wat wij zijn. We zijn misschien uit ze voortgekomen. Laten we, als de kerken weer opengaan, een kaars voor hen aansteken en hun naam noemen.

Met het lied van Huub Oosterhuis “Gij die geroepen hebt Licht” zing ik:

Voor allen die gekruisigd worden wees niet niemand,
wees hun toekomst ongezien.
Voor mensen die van u verlaten zijn,
voor allen die hun lot niet kunnen dragen,
voor hen die weerloos zijn in de handen van de mensen.
Voor uw naamgenoten in ons midden,
vluchtelingen, vreemden, wees niet niemand.
Voor hen die kracht uitstralen, liefde geven, recht doen,
dat zij staande blijven in ons midden.

Omdat Gij het zijt, groter dan ons hart,
die mij hebt gezien, eer ik werd geboren.

– Tim Smid

Nooit is een goede daad verloren, je bent niet alleen

Voor zondag 3 mei stond oorspronkelijk Geert Brüsewitz op het rooster om voor te gaan in de Martinidienst. Voor de lezers op martinidiensten.nl heeft hij onderstaande overdenking geschreven. Bijpassende lezingen zijn Psalm 23 in de woorden van Huub Oosterhuis, uit “150 psalmen vrij“, en daarnaast Johannes 10 vers 10b: “Ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid“.

Overdenking

Wat een vertrouwen in zo’n psalm! Dat is Pasen, zo wordt het ook deze weken weer verwoord: vertrouwen. Alles OK. Nou… OK? En een vol en rijk leven… Hoe zit dat met dat Paasvertrouwen in deze wereld? En dat volle, rijke leven? Zie ik er iets van? We zitten in lockdown; je kunt het ook opgehokt noemen, als deze keer niet een varkenspest of vogelpest rondwaart maar een mensenbesmettelijke onzichtbare vijand…

Ik begin maar met twee strofen van een wat ouder Paaslied. Omdat het me wat doet, maar me tegelijkertijd ook wel onzeker maakt, zo vast dat geloof, zo van binnenuit die Paasroep en dat vertrouwen, zo haaks op wat ik voel, terwijl het me raakt in mijn hoop en verlangen:

1 Ik zeg het allen, dat Hij leeft,
dat Hij is opgestaan,
dat met zijn Geest Hij ons omgeeft
waar wij ook staan of gaan.


7 Nu is op aard geen goede daad
meer tevergeefs gedaan,
want wat gij goed doet is als zaad,
dat heerlijk op zal gaan.

Het is een spreken hier haast boven je macht. Je zegt het naar jezelf toe. Want hoe maak je zoiets present anders in een wereld waar een virus rondwaart, als een Hein met een zeis. En dat nu, want wat gebeurt er niet steeds weer. Een vriendin van ons post op Facebook fragmenten uit het dagboek van haar tante, Joods en als jong volwassene ondergedoken. De deur niet meer uit: ‘Ik hoop dat alles weer gewoon wordt‘. Dat werd het voor haar niet meer, in 1944 werd ze vermoord. Maar toch, een dagboek omdat het een bijzondere tijd is die je wilt vastleggen, misschien wel om dagelijks er bij stil te staan dat dat zo is, om daarmee juist het gewone niet te vergeten. Er naar verlangen. Mooie, misschien gewone dingen, grootse dingen, vrijheid. Ze hoopt er op. Die hoop draagt het leven.

Voor mij is dergelijke hoop verbonden met die vreemde realiteit die we geloven noemen. Geen weten, want… er van weten? Kleine flardjes misschien, stukjes verhaal die misschien… of… misschien ook wel niet. Nee het is geen weten voor mij, het is een verlangen. En dan nog een verlangen waar ik vaak een hard hoofd in heb. Zeker als anderen het zich toe-eigenen en ermee aan de haal gaan. Van hen! Als je maar gelooft, dan is opstanding en genezing overal en steeds mogelijk. Ik denk dan aan van die dominees in de VS die gewoon doorgaan met mensen naar de kerk roepen voor een dienst. God beschermt tegen het virus! En wij zijn hier vrij om te doen wat we willen in dit land van de vrijheid… Het is een complot om de kerk af te breken…

Dat heeft niks te maken met Pasen als verhaal van nieuw leven, van de mogelijkheid leven anders te leven. Naar de bedoeling van de Eeuwige. Dit Pasen is verbonden aan die ellende daarvóór. Macht, dood, verraad… Daarmee wordt het steeds moeilijker te vatten, maar wel relevanter. Het is een boodschap, zo wordt het immers genoemd: een boodschap, een verhaal van goedheid en hoop dat juist moet klinken als het moeilijk is, ook al sta je er dan waarschijnlijk het minst voor open. Immers als je een film zou zien die eindigt met een ‘hij is niet dood!’, zou je het een slecht script vinden. Zoiets kan in onze gewone realiteit toch niet? Maar het is geen film waar je met een zak chips naar kijkt. Je bent deel van het verhaal! Je hebt niks te maken met scripts en mogelijke plots. Je zit in de werkelijkheid van deze wereld, van je eigen leven, van deze crisis, op dit moment. En als dan iets wat onmogelijk is aangezegd wordt, dan grijp je het met beide handen aan. Als een reddingsboei… Waarom? Omdat er dan ergens iets in je, een stem, of ergens van buiten, stem of daad van anderen een ander einde maakt. En je hebt iets om je aan vast te houden. Hoop. Wees niet bang… Je bent niet alleen… Je kan wat! Je kunt wat betekenen voor anderen… Jij bent waardevol… Al lijkt het einde altijd te winnen, er wordt verteld dat dat niet zo is. En dat geeft kracht om te leven, elke dag weer, voor wat maar helpt, voor mooie dingen die we voor elkaar kunnen doen.

Begonnen met een oud lied wil ik eindigen met een nieuwe boodschap, net gemaakt. Vanuit Stem in de Stad, de dak- en thuislozenopvang in Haarlem waar mijn zoon Kalle werkt. Er is nu bijna niemand, mensen mogen er niet komen in grote getale. En veel van de onverwoestbare vrijwilligers zijn best al heel oud, niet verantwoord. En die boodschap? “Wees niet bang!”, “Je bent niet alleen…”, “Het graf was leeg…”, en… “Ook dit gaat voorbij!”. Onverwoestbaar. Een onopgeefbare boodschap, die met elk beetje hoop, met elk sprankje moed aan kracht wint. Tot wanneer? Ik weet het niet… In ieder geval verder dan wij kunnen kijken…

(Bekijk eens https://www.youtube.com/watch?v=-VwpeHk-nEw. Dit is het 7e filmpje in een reeks van 7. Je kunt natuurlijk ook alle filmpjes tot en met Pasen bekijken: zoek op YouTube “Stem in de Stad Haarlem” en je vindt ze alle 7, ook als playlist.)

– Geert Brüsewitz