De zwaluwen zijn terug in Zuurdijk! Ze scheren over het land en maken me blij met hun capriolen in de lucht, alsof ze mij willen begroeten. Als ware acrobaten vliegen ze in en uit de overkapping van ons huis. Daar hebben ze vorig jaar drie nesten gebouwd door honderden natte kluitjes klei aan te vliegen en tegen de balk aan te plakken in een bolvorm, deze zijn opgedroogd en zo hebben ze binnen een week hun huisjes gemaakt. Ongelooflijk wendbaar zijn deze pijlsnelle vliegkunstenaars.
Vogels spreken tot mijn verbeelding, ze bewegen tussen hemel en aarde, zijn tegelijk kwetsbaar en sterk. Ze overleven in weer en wind en kunnen enorme afstanden afleggen. Vogels kunnen mij optillen uit melancholie of moedeloosheid, bieden troost wanneer ik bijvoorbeeld een buizerd zie zweven hoog in de lucht of een merel hoor zingen of een roodborstje observeer dat heel alert trippelt in het gras. Wij zijn als mensen gebonden aan de zwaartekracht, aan ons lichaam, aan de aarde, aan grenzen. Vogels stijgen daar bovenuit, ademen vrijheid, ze vliegen van noord naar zuid, van oost naar west. In hun vlucht herkennen wij onze dromen, onze lichtheid, ons verlangen.
En wat zijn de vleugels van die verbeeldingskracht belangrijk voor ons, vooral ook nu in deze onzekere, angstige tijd, waarin je je bevreemd en ontwricht kan voelen over wat er gaande is. Ook in de Bijbel is de vogel een dier met een belangrijke symbolische betekenis. Ik denk nu aan de duif die uitvloog na de zondvloed om op verkenning uit te gaan naar bewoonbaar land, om te zoeken naar toekomst temidden van de chaos. Uiteindelijk vindt zij drooggevallen land. Het lukt niet meteen de eerste keer, en de tweede ook nog niet. Maar de duif blijft gaan, tot drie keer toe onderneemt ze de vlucht over het water, klapwiekend en speurend naar vaste grond, naar toekomst. De vogel als beeld van hoop. Een lied dat ik graag zing is ‘Die mij droeg’ van Huub Oosterhuis, een tekst waarin de Eeuwige verbeeld wordt als een adelaar, een sterke vogel die ons draagt als we even niet meer verder kunnen.
Die mij droeg op adelaarsvleugels die mij hebt geworpen in de ruimte en als ik krijsend viel mij ondervangen met uw wieken en weer opgegooid totdat ik vliegen kon op eigen kracht…
Due to the corona circumstances, there will be no regular Morning Prayer service in English on May 17th. Instead, there wil be a service in Dutch, which can be listened on kerkomroep.nl. The remainder of this announcement will therefore also be in Dutch.
Vanwege corona zal er op zondag 17 mei, in plaats van onze gebruikelijke Engelstalige Morning Prayer, een Nederlandstalige viering worden gehouden die beluisterd kan worden via kerkomroep.nl.
Het thema is ontleend aan de lezing uit het boek Exodus waarin God, vanaf de berg Sinaï, Mozes tot zich roept, terwijl luid geschal van de sjofar (de ramshoorn) weerklinkt. Het gaat gepaard met bliksem, donder en heel veel ander kabaal. Wat een enorm contrast met de stilte, zoals bezongen in het lied “Stilte nu”, een bewerking van Psalm 65 door Huub Oosterhuis.
Voorganger is Arlette Toornstra. Het orgel wordt bespeeld door Vincent Hensen-Oosterdijk en enkele leden van de Dutch Choral Singers zullen zingen onder leiding van Henk de Vries.
Collecte: Wie wil bijdragen aan de collecte, kan een bedrag overmaken op rekeningnummer NL27 RABO 0136784798 t.n.v. Stichting GSp, onder vermelding van “instandhouding Martinidiensten“. Of op hetzelfde rekeningnummer, onder vermelding van “diaconale collecte: Humanitas Maatjesproject“. Wil je aan beide collectes bijdragen, doe dat dan bij voorkeur met twee aparte overboekingen, elk met de juiste betalingsomschrijving. Bedankt voor je gift! Meer over giften en fiscale aftrekbaarheid, zie de giftenpagina.
► Terugluisteren op kerkomroep.nl: selecteer Groningen, Martinikerk, dienst van zondag 17 mei 2020, 12:00 uur.
In deze tijd van de coronacrisis maken Evert Jan Veldman en Tirtsa Liefting van de Nieuwe Kerk dagelijks een ‘Alledagje‘, een hart onder de riem voor mensen die thuis zitten. Vanaf deze week maken Matty Metzlar en Tim Smid beide ook eens in de week een bijdrage. Hierbij de eerste bijdrage van Tim Smid.
“Er zijn uren zonder jou. Soms. Misschien. Het is denkbaar. Er zijn rivieren met oevers vol boterbloemen zonder jou. Boten met hakkelende motoren, stroomopwaarts, zonder jou. Er zijn wegen zonder jou. Zijwegen, ongelukken, greppels. Vlinders zonder jou zijn er, distels. Ontelbare. Er is mismoedigheid zonder jou. Laksheid. Angstvalligheid. En er gaat geen uur voorbij, er is nog geen uur voorbijgegaan.“
Een vriendin van mij deelde dit gedicht van Toon Tellegen op Facebook. Vandaag is het Moederdag en dan moet ik even denken aan mijn moeder, die alweer bijna 40 jaar geleden overleden is. Inmiddels hebben al vele boterbloemen gebloeid langs oevers en zijn vele boten voorbij gevaren, zonder dat zij erbij was en ik moet eerlijk zeggen dat er ook vele dagen voorbijgaan dat ik niet aan haar denk.
Af en toe komt ze nog eens voorbij, zoals twee maanden geleden, toen haar zus overleed. Tijdens de begrafenis was op de beamer een foto te zien van de broer en drie zussen zingend achter het harmonium, als goed gereformeerd gezin in de jaren vijftig. In mijn fantasie zijn ze herenigd in de hemel en zingen ze daar nu verder.
In de Volkskrant van 9 mei vertelt traumadeskundige Berthold Gersons over de verschillende fases in de coronacrisis. Het begint met de schok. Mensen zijn moe en hebben moeite om zich te concentreren. Dan volgt de honeymoonfase. Mensen voelen opluchting dat ze het overleefd hebben en voelen een enorme verbondenheid met elkaar. Dat was het moment dat mensen massaal gingen klappen voor de zorg, voor elkaar muziek maakten en troostende filmpjes deelden. Wat volgens Gersons nog moet komen is de desillusiefase, het moment dat de gevolgen van de coronacrisis tot ons doordringen. Mensen hebben hun emoties een tijdlang ingehouden. Er zijn veel mensen gestorven, die nu anonieme cijfers zijn in het dagelijkse overzicht van het RIVM. De gezichten achter de doden zijn onzichtbaar. In Engeland verschenen pagina’s met foto’s van overledenen in kranten. Gersons roept op tot een dag van nationale rouw om de overledenen te herdenken.
Laten we de doden niet vergeten, of ze nu aan corona zijn overleden, kanker of een andere ziekte. Zij waren bij ons en hebben ons mede gemaakt tot wat wij zijn. We zijn misschien uit ze voortgekomen. Laten we, als de kerken weer opengaan, een kaars voor hen aansteken en hun naam noemen.
Met het lied van Huub Oosterhuis “Gij die geroepen hebt Licht” zing ik:
“Voor allen die gekruisigd worden wees niet niemand, wees hun toekomst ongezien. Voor mensen die van u verlaten zijn, voor allen die hun lot niet kunnen dragen, voor hen die weerloos zijn in de handen van de mensen. Voor uw naamgenoten in ons midden, vluchtelingen, vreemden, wees niet niemand. Voor hen die kracht uitstralen, liefde geven, recht doen, dat zij staande blijven in ons midden.
Omdat Gij het zijt, groter dan ons hart, die mij hebt gezien, eer ik werd geboren.“
Voor zondag 3 mei stond oorspronkelijk Geert Brüsewitz op het rooster om voor te gaan in de Martinidienst. Voor de lezers op martinidiensten.nl heeft hij onderstaande overdenking geschreven. Bijpassende lezingen zijn Psalm 23 in de woorden van Huub Oosterhuis, uit “150 psalmen vrij“, en daarnaast Johannes 10 vers 10b: “Ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid“.
Overdenking
Wat een vertrouwen in zo’n psalm! Dat is Pasen, zo wordt het ook deze weken weer verwoord: vertrouwen. Alles OK. Nou… OK? En een vol en rijk leven… Hoe zit dat met dat Paasvertrouwen in deze wereld? En dat volle, rijke leven? Zie ik er iets van? We zitten in lockdown; je kunt het ook opgehokt noemen, als deze keer niet een varkenspest of vogelpest rondwaart maar een mensenbesmettelijke onzichtbare vijand…
Ik begin maar met twee strofen van een wat ouder Paaslied. Omdat het me wat doet, maar me tegelijkertijd ook wel onzeker maakt, zo vast dat geloof, zo van binnenuit die Paasroep en dat vertrouwen, zo haaks op wat ik voel, terwijl het me raakt in mijn hoop en verlangen:
1 Ik zeg het allen, dat Hij leeft, dat Hij is opgestaan, dat met zijn Geest Hij ons omgeeft waar wij ook staan of gaan.
7 Nu is op aard geen goede daad meer tevergeefs gedaan, want wat gij goed doet is als zaad, dat heerlijk op zal gaan.
Het is een spreken hier haast boven je macht. Je zegt het naar jezelf toe. Want hoe maak je zoiets present anders in een wereld waar een virus rondwaart, als een Hein met een zeis. En dat nu, want wat gebeurt er niet steeds weer. Een vriendin van ons post op Facebook fragmenten uit het dagboek van haar tante, Joods en als jong volwassene ondergedoken. De deur niet meer uit: ‘Ik hoop dat alles weer gewoon wordt‘. Dat werd het voor haar niet meer, in 1944 werd ze vermoord. Maar toch, een dagboek omdat het een bijzondere tijd is die je wilt vastleggen, misschien wel om dagelijks er bij stil te staan dat dat zo is, om daarmee juist het gewone niet te vergeten. Er naar verlangen. Mooie, misschien gewone dingen, grootse dingen, vrijheid. Ze hoopt er op. Die hoop draagt het leven.
Voor mij is dergelijke hoop verbonden met die vreemde realiteit die we geloven noemen. Geen weten, want… er van weten? Kleine flardjes misschien, stukjes verhaal die misschien… of… misschien ook wel niet. Nee het is geen weten voor mij, het is een verlangen. En dan nog een verlangen waar ik vaak een hard hoofd in heb. Zeker als anderen het zich toe-eigenen en ermee aan de haal gaan. Van hen! Als je maar gelooft, dan is opstanding en genezing overal en steeds mogelijk. Ik denk dan aan van die dominees in de VS die gewoon doorgaan met mensen naar de kerk roepen voor een dienst. God beschermt tegen het virus! En wij zijn hier vrij om te doen wat we willen in dit land van de vrijheid… Het is een complot om de kerk af te breken…
Dat heeft niks te maken met Pasen als verhaal van nieuw leven, van de mogelijkheid leven anders te leven. Naar de bedoeling van de Eeuwige. Dit Pasen is verbonden aan die ellende daarvóór. Macht, dood, verraad… Daarmee wordt het steeds moeilijker te vatten, maar wel relevanter. Het is een boodschap, zo wordt het immers genoemd: een boodschap, een verhaal van goedheid en hoop dat juist moet klinken als het moeilijk is, ook al sta je er dan waarschijnlijk het minst voor open. Immers als je een film zou zien die eindigt met een ‘hij is niet dood!’, zou je het een slecht script vinden. Zoiets kan in onze gewone realiteit toch niet? Maar het is geen film waar je met een zak chips naar kijkt. Je bent deel van het verhaal! Je hebt niks te maken met scripts en mogelijke plots. Je zit in de werkelijkheid van deze wereld, van je eigen leven, van deze crisis, op dit moment. En als dan iets wat onmogelijk is aangezegd wordt, dan grijp je het met beide handen aan. Als een reddingsboei… Waarom? Omdat er dan ergens iets in je, een stem, of ergens van buiten, stem of daad van anderen een ander einde maakt. En je hebt iets om je aan vast te houden. Hoop. Wees niet bang… Je bent niet alleen… Je kan wat! Je kunt wat betekenen voor anderen… Jij bent waardevol… Al lijkt het einde altijd te winnen, er wordt verteld dat dat niet zo is. En dat geeft kracht om te leven, elke dag weer, voor wat maar helpt, voor mooie dingen die we voor elkaar kunnen doen.
Begonnen met een oud lied wil ik eindigen met een nieuwe boodschap, net gemaakt. Vanuit Stem in de Stad, de dak- en thuislozenopvang in Haarlem waar mijn zoon Kalle werkt. Er is nu bijna niemand, mensen mogen er niet komen in grote getale. En veel van de onverwoestbare vrijwilligers zijn best al heel oud, niet verantwoord. En die boodschap? “Wees niet bang!”, “Je bent niet alleen…”, “Het graf was leeg…”, en… “Ook dit gaat voorbij!”. Onverwoestbaar. Een onopgeefbare boodschap, die met elk beetje hoop, met elk sprankje moed aan kracht wint. Tot wanneer? Ik weet het niet… In ieder geval verder dan wij kunnen kijken…
De reacties op onze eerste viering die via kerkomroep.nl is uitgezonden, op 3 mei jl., waren positief, dus alle reden om daar de komende zondagen mee door te gaan (vooralsnog tot eind juni). De viering op zondag 10 mei heeft als thema: “Ieder komt tot de Vader”, naar aanleiding van het Bijbelgedeelte uit Johannes 14. De woorden “Niemand komt tot de Vader dan door Mij” lijken een vorm van uitsluiting in zich te kunnen herbergen. De reactie van theoloog Pinchas Lapide, auteur van het boek “Ieder komt tot de Vader”, kan daar diametraal tegenover geplaatst worden: een boodschap van inclusiviteit in plaats van exclusiviteit, en hoe Gods liefde werkelijk bedoeld is!
Voorganger is Lense Lijzen. De koorzang wordt verzorgd door vier leden van de Cantores Sancti Martini onder leiding van Leo van Noppen en het orgel wordt bespeeld door Eeuwe Zijlstra.
Collecte: Wie wil bijdragen aan de collecte, kan een bedrag overmaken op rekeningnummer NL27 RABO 0136784798 t.n.v. Stichting GSp, onder vermelding van “instandhouding Martinidiensten“. Of op hetzelfde rekeningnummer, onder vermelding van “diaconale collecte: UNHCR Nederland“. Wil je aan beide collectes bijdragen, doe dat dan bij voorkeur met twee aparte overboekingen, elk met de juiste betalingsomschrijving. Bedankt voor je gift! Meer over giften en fiscale aftrekbaarheid, zie de giftenpagina.
► Terugluisteren op kerkomroep.nl: selecteer Groningen, Martinikerk, dienst van zondag 10 mei 2020, 12:01 uur.
In de dienst van zondag 3 mei lezen we een gedeelte uit het dagboek van Etty Hillesum, zoals opgenomen in het boek “Het verstoorde leven”. De tekst is opgenomen in de liturgie voor 3 mei, maar op verzoek van Matty Metzlar stellen we de tekst ook hieronder beschikbaar. Meer informatie over de dienst van 3 mei vind je hier.
Monument “Het verstoorde leven” van kunstenaar en dichter Arno Kramer, geplaatst in Deventer, waar Etty Hillesum van haar 10e tot haar 18e woonde. In de steen gebeiteld is een citaat van Etty Hillesum: “Men zou een pleister op vele wonden willen zijn”.
12 juli 1942 Zondagochtendgebed. Het zijn bange tijden, mijn God. Vannacht was het voor het eerst, dat ik met brandende ogen slapeloos in het donker lag en er vele beelden van menselijk lijden langs me trokken. Ik zal je één ding beloven, God, een kleinigheidje maar: ik zal mijn zorgen om de toekomst niet als evenzovele zware gewichten aan de dag van heden hangen, maar dat kost een zekere oefening. Iedere dag heeft nu aan zichzelf genoeg. Ik zal je helpen God, dat je het niet in mij begeeft, maar ik kan van te voren nergens voor in staan. Maar dit ene wordt me steeds duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en door dat laatste helpen wij onszelf. En dit is het enige, wat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige, waar het op aankomt: een stukje van jou in onszelf, God. En misschien kunnen we er ook aan meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen. Ja mijn God, aan de omstandigheden schijn jij niet al te veel te kunnen doen, ze horen nu eenmaal bij dit leven. Ik roep je er ook niet voor ter verantwoording, jij mag daar later ons voor ter verantwoording roepen… De jasmijn achter mijn huis is nu helemaal verwoest door regens en stormen der laatste dagen, haar witte bloesems drijven verstrooid in de modderige zwarte plassen op het lage dak der garage. Maar ergens in mij bloeit de jasmijn ongestoord verder, net zo uitbundig en teder, als ze altijd gebloeid heeft. En ze verspreidt haar geuren rond de woning, waar jij huist, mijn God. Je ziet, ik zorg goed voor je. Ik breng je niet alleen mijn tranen en bange vermoedens, ik breng je op deze stormachtige, grauwe zondagochtend zelfs geurende jasmijn…
– citaat uit “Het verstoorde leven”, Etty Hillesum
Nog altijd hebben we te maken met de corona-beperkingen, en daarom kunnen we nog altijd niet op zondagochtend naar de Martinikerk om elkaar te ontmoeten en samen te vieren. De afgelopen anderhalve maand, met name voor de geplande Martinidiensten rond Pasen, hebben we vormgegeven door de meditaties van de verschillende gastvoorgangers online te publiceren. Deze zijn nog altijd na te lezen op deze site (volg de tag ‘meditatie‘), je kunt er nog altijd inspiratie uit putten.
Etty Hillesum (1914-1943)
Voor zondag 3 mei hebben we met een beperkt aantal mensen een viering voorbereid, die (live of achteraf) te beluisteren zal zijn via www.kerkomroep.nl. In de dagen rondom 4 en 5 mei staan we uitgebreid stil bij de periode waarin we als samenleving ook in extreme onvrijheid moesten leven: de Tweede Wereldoorlog, waarvan het einde nu 75 jaar achter ons ligt. De viering op 3 mei draagt daarom ook het thema ’75 jaar gedenken en bevrijding’. Gelezen wordt uit het oorlogsdagboek ‘Het verstoorde leven’ van Etty Hillesum, en daarnaast uit de Bijbel: Psalm 56. Voorganger is Matty Metzlar. Het orgel wordt bespeeld door Eeuwe Zijlstra en de piano door Jan de Roos. Er wordt gezongen door drie koorleden van het Koor van het GSp.
Bloeiende jasmijn (foto: Javier Martin, Wikipedia)
Collecte: Wie wil bijdragen aan de collecte, kan een bedrag overmaken op rekeningnummer NL27 RABO 0136784798 t.n.v. Stichting GSp, onder vermelding van “instandhouding Martinidiensten“. Of op hetzelfde rekeningnummer, onder vermelding van “diaconale collecte: Voedselbank Groningen” (we steunen met name het initiatief van de voedselbank om i.s.m. restaurant Het Feithhuis gratis verse maaltijden aan voedselbank-cliënten te verstrekken). Wil je aan beide collectes bijdragen, doe dat dan bij voorkeur met twee aparte overboekingen, elk met de juiste betalingsomschrijving. Bedankt voor je gift! Meer over giften en fiscale aftrekbaarheid, zie de giftenpagina.
► Terugluisteren op kerkomroep.nl: selecteer Groningen, Martinikerk, dienst van zondag 3 mei 2020, 12:01 uur.
Meditatie voor zondag 26 april 2020, door Gerjanne Eppink
Afgelopen week was ik betrokken bij een uitvaart. Een familie moest afscheid nemen van een vader. Niet overleden aan corona, maar toch. De afspraken die gemaakt moesten worden hadden wel met dit virus te maken: niet meer dan 30 mensen, onderling afstand houden, en vooral elkaar niet aanraken.
Behoedzaam probeerde iedereen zich aan de afspraken te houden, maar dat viel niet mee. Want juist bij deze gebeurtenis voelen mensen het gemis: het gemis van een arm om de schouder willen leggen, even dicht bij elkaar staan, en een laatste blik werpen op degene die je moet gaan loslaten. Samen huilen en elkaar een zakdoek aanreiken. Het mocht en het kon allemaal niet.
Bij zo’n gebeurtenis weet je het weer hoe belangrijk die aanraking voor mensen is. Het kunnen voelen van elkaar, elkaars warmte voelen, die hand van de ander in jouw hand, die troostende omhelzing. Je zoekt naar verbinding op andere manieren, en gelukkig, die werd ook gevonden. De nabijheid – zou je kunnen zeggen – hing in de lucht. De onderlinge verbondenheid en betrokkenheid, en ervaren van elkaars verdriet.
De afgelopen weken hebben we Pasen gevierd, en we zijn nog altijd in de Paastijd. De tijd waarin we nadenken over de Opgestane Heer. Proberen te begrijpen wat zijn Opstanding betekent. Wat ons dat wil zeggen.
In het Evangelie van Johannes, Johannes 20, horen wij hoe deze evangelist het onder woorden brengt. Zijn getuigenis over de Levende. De Gekruisigde, die is opgestaan. Wij volgden thuis de vieringen op TV van de ZDF. Wekelijks, om en om, worden diensten uitgezonden: de ene week een Katholischer Gottesdienst en de andere week een Evangelischer Gottesdienst. En ze zijn aan te raden! Indrukwekkend, diepzinnig en troostend, zo hebben wij deze diensten ervaren.
De laatste twee diensten, de Paasviering en de zondag na Pasen, werd stilgestaan bij Johannes 20. In dit hoofdstuk het getuigenis van Johannes. En in dit hoofdstuk vielen mij, door deze diensten, twee dingen op: dit hoofdstuk gaat ook over de aanraking. Het aanraken van de ander. Twee keer vertelt Johannes ons daarover. Het eerste deel gaat het over Maria Magdalena: zij is daar in de graftuin om haar heer te zoeken. Een indringend verhaal: hoe zij in haar verdriet daar staat, en hem niet vindt. Pas als zij haar naam hoort roepen herkent ze hem. Hij die ze eerst hield voor de tuinman staat daar, en ze herkent hem. ‘Rabboeni!’, zo roept ze, “mijn Meester!’. Daar staat hij, en ze wil hem omarmen, ze wil hem dicht bij zich hebben. Ze wil hem aanraken. Ze wordt tegengehouden: ‘Raak mij niet aan!’, zo zegt Jezus. Een verbod, dat we heden ten dage keer op keer horen. Niet dichtbij komen, niet aanraken.
Verschijning van de Verrezen Christus aan Maria Magdalena (1835), van de Russische schilder Aleksandr Andrejevitsj Ivanov
Waarom mag ze hem niet aanraken? Ik begreep dat eerst niet. Pas door de uitleg op Paaszondag begreep ik het weer: omdat Maria het ‘oude’ terug wil. Terug naar hoe het was. Verlangen naar vroeger, toen Hij zo dichtbij was. Zoals wij allemaal het graag weer ‘gewoon’ willen hebben, en er naar verlangen. Zoals wij soms in onszelf het ongeduld of de boosheid voelen dat het niet kan.
Maria moet ervaren dat er iets veranderd is: deze Jezus is anders geworden. Hij is de Verrezene, de Heer die door die Verrijzenis anders is geworden dan voorheen. Maria slaat namelijk iets over: hoe deze Jezus die zij daar ziet ergens doorheen is gegaan. Tussen haar ‘vroeger’ en Zijn nabijheid, ligt de weg naar het kruis, de vernedering en de dood. Maria is geneigd om dat te willen vergeten. Maar ze wordt er hier door Jezus op gewezen: ‘Vergeet niet waar ik doorheen ben gegaan. Vergeet niet wat het mij gekost heeft’. Het zal niet meer worden zoals voorheen, en dat mag ook niet. Dat kruis mag niet vergeten worden. Ook de tijd als corona voorbij is, zal niet hetzelfde kunnen zijn als daarvoor. Mogelijk heeft het ons ook dingen ‘gebracht’ die we willen vasthouden.
Stof tot nadenken geeft ons dit gedeelte, waar ik nog lang niet klaar mee ben.
De ongelovige Thomas, van de Franse schilder Michel Ciry
Dan gaat het verhaal in Johannes 20 verder, en dan opeens zien we weer iets over die aanraking terugkomen. Maar nu precies andersom! Het gaat over Thomas, een van de leerlingen. Hij hoort het getuigenis van zijn medebroeders: zij hebben de Heer gezien, en Hij is opgestaan. Maar Thomas kan dit nog niet vatten. En hij geeft aan dat hij bewijs wil hebben: hij wil de wonden zien in de handen en voeten, en de zijde. Hij wil weten of die Heer, over wie zijn vrienden spreken, of die woorden gaan over Jezus. Er volgt een bijzondere ontmoeting. Jezus komt daar waar de leerlingen bij elkaar zijn, en Thomas is er ook. En nu mag hij juist wel aanraken! ‘Voel aan mijn wonden, en weet dat ik het ben’, zegt Jezus.
Hier is de aanraking juist geboden! Geen verbod, geen ‘noli me tangere‘, maar juist: voel mijn wonden en weet hoe die gekomen zijn. Hoe tegenstrijdig kan het zijn in één hoofdstuk van het Evangelie. Waar Maria juist niet mocht aanraken, om te leren dat haar Heer, die zij in de tuin ontmoet, veranderd is, waar zij het niet bij het oude kan houden, moet Thomas aanraken om te benadrukken dat het de gekruisigde is, die de Levende wordt genoemd.
Ook al is het Pasen, het Feest van de Herrijzenis: het gaat om de Heer die in de diepte is geweest, die ‘geleden heeft onder Pontius Pilatus’. Deze is het, die de Levende is, die een ander perspectief laat zien: wij mogen geloven dat het donker voorbij zal gaan, we mogen vertrouwen dat we er doorheen komen! We mogen ervaren dat de diepte nóg zo diep kan zijn, maar deze Heer is er ook geweest, en weet van die donkerheid en die wanhoop.
Ik zou zeggen, laat er zelf nog eens de gedachten over gaan, en proef hoe in een ogenschijnlijke tegenstrijdigheid in dit verhaal van Pasen een diepe kracht schuilt, en een troostrijke belofte: we mogen vertrouwen in die Heer die ons uit de diepte wil bevrijden en ons voorhoudt dat het Licht zal komen. Want Hij gaat ons voor die nieuwe toekomst in!
Since under the current circumstances, we cannot celebrate our monthly Morning Prayers as regularly, Revd. Rudolf Oosterdijk has written a sermon for publication online. Please read it below (in English only).
Sermon on Genesis 8, 6-16 and John 20, 24-29 For the Morning Prayer service as planned in the Groninger Martinikerk, Sunday Quasimodo Geniti, 19th of April 2020
In the name of the Father and of the Son and of the holy Spirit. Amen.
White is a colour. Or is it? Some people say ‘yes’, others ‘no’. Which answer you give, depends probably on your knowledge of the refraction of light! But we all – I dare say – experience white as a colour. As a cheerful colour even. That’s why the Sundays of Eastertide have white as their colour. It is a colour with a symbolic meaning as well. White means blank, unmarked, untarnished. White is a painter’s canvas, until he or she applies brush or pencil. White is your pc screen before you start writing. Every painter, every writer is strangely hesitant to paint the first stroke, to write the first word. That’s because this first move somehow determines the whole creation. But the white – be it screen or canvas – is an invitation to you to begin your work.
It’s an old tradition after Easter to go back in the Bible, to where it all began. A new creation, after Christ’s resurrection. Genesis 8 tells us about a new creation, literally! The first creation was about ‘dividing’. God divided day from night. He divided the waters under the earth from those above the earth. He divided the land from the sea. And then he divided human being from himself. Adam and Eve were made in God’s image and likeness, but still they were other than God. How god-like man in knowledge and skill, shaping and determining his own existence, he can never be as God. But, alas, the first creation ends in disaster. Man dominates all that lives, including his fellow men. And God is sorry that he made man and he wipes what he made off the earth. Like an artist he takes a white sheet and starts afresh. That is the story of the Flood. God hides his face behind the clouds and forty days of rain erase the whole of creation. Noah and his chosen ones float on the waters in a coffin-like ship. And then God shows his friendly face once more. The waters begin to subside and Noah’s ark grounds on a mountain in Ararat.
And then there is this wonderful story about the birds, full of a deeper meaning. Noah opens a window and lets out a bird. The raven, with his sharp eyes, sees where he can find his food and never returns. Then Noah releases a dove. It brings back an olive leaf: a sure sign that she has found dry land. It is a sure sign that once more creation has begun. And Noah opens the coffin-like ship and sets foot on the ground. The earth as a white sheet, ready for a new beginning. It is a story like the resurrection!
We find the story of the Flood difficult to understand. It reminds us of the floods of our time: the tsunami in Japan in 2009, the tsunami in Haiti and other countries on Boxing Day in 2006, the ‘Watersnoodramp’ in the Netherlands in 1953. Whole villages, buildings were swept away by the waters. Thousands of people drowned. Animal life was killed. Now, in 2020, the corona virus spreads like a flood through our countries and kills the most vulnerable in our societies. It makes us ask ‘why’? Is it fair that innocent people die? Is there a purpose to it? Is it God’s doing? In the Bible God has a darker side. It is his fury, his just anger because of the evil and the unrighteousness men and women commit. In Genesis this is the God who opens heaven’s floodgates and wipes away his own creation. In the Gospel it is the God who on Good Friday brings darkness upon the earth and lets his son die at the hands of men. And God has a lighter side. That is his forgiveness, his mercy. He is the love that was undeniably there on Easter morning. Believing in God is not easy. Walking with him means rejoicing in his lighter side and, sometimes, be confronted by his darker side. It is accepting that God will always be a mystery to us and choosing to live, foremost, with his love.
With that in mind we should, I think, read the story of the Flood. Not, in the first place, as a story of disaster, condemnation and punishment. Yes, though admitting these are all there, we should read it as a story of the new beginning. God gives a new beginning; the Bible tells us so on almost every page. It is certainly the message to Jesus’ disciples on Easter morning: God’s lighter side has won over his darker side, for good. We all are invited to rise up and make a new beginning. Living with God is, in fact, as hard as life itself. We choose our own path, make our own decisions. We shape our own existence. We are like the writer in front of his white paper, like the painter berore his white canvas. But we all share the experience that, at some point in our lives, most or all that we have done is wiped away, that all our efforts seem to have been for nothing. And we must find the courage to start afresh. Is there such thing as ‘starting afresh’? What we lived through is still in our minds, made an impression on our souls. We cannot start afresh, because we are who we are, yesterday, today and tomorrow! But we should ask ourselves: will we let yesterday determine what we do today or plan for tomorrow? Which way do we want to look: backwards of forwards, back to the time that is past of forward to the time that is given to us?
Easter means: a new beginning has been given to us; a new era lies before us. But it takes courage to accept this new beginning, to enter this new era. After Easter morning Jesus’ disciples lock themselves up in their homes. They do not understand what happened, are afraid of the future. Thomas, even, is afraid of the risen Christ. Doubt has overshadowed his former faith. Doubt is allowed. Doubt must be, will faith be real faith. But doubt often ends in: I’m not sure, I’ll just sit and wait. Doubting we stand aside and do nothing. We write no word, paint no stroke and our sheet, our canvas stays white. Faith should be followed by acting, by doing things, even if you are not so sure. Doing things, your faith will grow. God is and will be mystery to us. But living and acting on our faith he will appear more and more as a friendly mystery. And we will feel accepted and loved by that mystery, like Thomas, who on recognising the risen Christ, said: ‘My Lord, my God!’.
Voor de 31e keer de paaskaarsen, de grote en de kinderkaars. Ik weet nog dat ik 1990 als eerste jaar op de kaarsen zette in m’n oude koude atelier in de stad. Ieder jaar op Goede Vrijdag kwam Hans van der Veen ze ophalen. Dit jaar gaat dat iets anders, Hans werkt thuis en haalt ‘m iets eerder, en ik woon ondertussen al vijf jaar in Ezinge.
Het thema van dit jaar is een gedicht van Remco Campert, uit Vogels vliegen toch (1951).
CREDO
ik geloof in een rivier die stroomt van zee naar de bergen ik vraag van poëzie niet meer dan die rivier in kaart te brengen
ik wil geen water uit de rotsen slaan maar ik wil water naar de rotsen dragen droge zwarte rots wordt blauwe waterrots
maar de kranten willen het anders willen droog en zwart van koppen staan werpen dammen op en dwingen rechtsomkeert
De harde koppen besloot ik letterlijk zwart op wit neer te zetten in woorden. En ik werkte aan de kracht van water en rotsen. De krantenkoppen die harde feiten neerzetten en ongenadig schreeuwend neerdrukken en tegelijk water naar de rotsen dragen, wat symbool staat voor de zachte krachten, tegen de verdrukking ingaan.
Hoe waar is het, zeker nu in de coronacrisis, dat de zachte krachten ontzettend nodig zijn, opstaan, helpen waar je kunt en je niet gek laten maken door harde feiten. De zwart-witte krantenkoppen heb ik daarom achter blauw van de lucht wat verzacht en uiteindelijk schijnt zonlicht er overheen. Je kunt ze nog lezen, maar ze worden door het licht opgezogen. Dat er uit deze wereldwijde crisis iets mag opbloeien, we weer buigen voor de schoonheid van de natuur, genieten van de kleinste bloem die zonder vragen bloeit nu het weer lente is. Respect hebben voor de aarde en voor elkaar, dat we uiteindelijk weer als één organisme mogen ademen. Dat alle kaarsen die dit jaar aan de paaskaarsen worden aangestoken een stukje licht mogen brengen.
De kinderkaarsen maak ik altijd in dezelfde kleuren, maar ik vertaal de grotemensendingen naar iets wat bij hen past.
Een morgen ben ik zeer vroeg opgestaan en zie de bloemen, halmen, grassen staan in een zo helder eigenaardig licht of zij daar nog niet lang alleen zo staan, maar iemand juist van hen was heengegaan, zo, als men in gezelschap binnentreedt in stilte, en weet dat er gesproken is, maar niemand u wil zeggen wat het was. Het is of er een engel op dit gras getreden is en juist verdwenen is, zodat nog alles luistert naar zijn tred en halmen, grassen staan nog in gebed.
(J.W.F. Werumeus Buning)
Lieve mensen van Pasen, Martinigangers,
Op de foto zien wij de nieuwe Paaskaars, het licht van de opgestane Heer, temidden van het groen en de gele narcissen. Het licht van Christus schijnt in onze wereld, als een lichtend vuur dat nooit meer dooft. Kunstenaar Matty de Vries vertelt haar verhaal over het thema en de symboliek van deze kaars. Ik wens jullie een gezegende Pasen, houd moed, heb lief!
Christus verschijnt aan Maria in de tuin (Rembrandt van Rijn)
In de tuin staat een vrouw bij een graf. Het is donker om haar heen, hier ligt een vriend, nog maar pas begraven. Hij is vermoord na een schijnproces. Zij was erbij, zij heeft Hem niet alleen gelaten, zij is hem gevolgd tot onder het kruis.
In de tuin staat een vrouw bij een geopend graf, Maria van Magdala. Zij huilt en huilt… een beeld van intens verdriet, zij is opgesloten in rouw en verlies. Het is een beeld dat diep in ons hart doordringt, vanochtend op deze eerste dag van de week, de zondag van Pasen.
In een waas van tranen buigt Maria zich naar het lege graf. Op dat moment ziet zij twee hemelse boodschappers zitten in witte kleren, één bij het hoofdeind en één bij het voeteneind van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen. “Waarom huil je”, vragen ze aan haar. Zij spreken haar aan, zien haar staan, Maria kan haar hart luchten, uiting geven aan haar pijn, zo ontstaat er wat ruimte in haar eenzaamheid en verdriet. “Ze hebben mijn Heer weggenomen, en ik weet niet waar ze hem naartoe hebben gebracht”, antwoordt Maria.
En dan gebeurt er iets dat zo wezenlijk is en aangrijpend… Maria draait zich om, zij staat met de rug naar het lege graf, zij ziet een tuinman staan, zonder in hem haar gestorven vriend te herkennen.
Rembrandt tekent die tuinman, de opgestane Christus, met een grote hoed op en met een schop in zijn linkerhand, met zijn rechterhand reikt hij naar Maria die geknield op de grond zit. Zij ziet er wanhopig uit, ze weet niet waar ze het zoeken moet en kijkt handenwringend naar hem op. Ook hij vraagt haar: “Waarom huil je? Wie zoek je?” Ook bij hem lucht zij haar hart: “Als u hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u hem hebt neergelegd…”
En dan noemt de tuinman haar bij haar naam: ‘Maria’. Zij keert zich naar Hem toe en pas dan herkent zij in de tuinman haar gestorven vriend. Hij noemt haar naam en zij antwoordt met: ‘mijn meester, rabboeni’.
Christus verschijnt aan Maria in de gestalte van een tuinman, een hovenier. De tuin van Jozef van Arimatea wordt hier een nieuwe tuin van Eden. En zoals de eerste Adam hovenier was in die oertuin van den beginne, zo verschijnt Christus als de tweede Adam, als een hovenier aan Maria.
Temidden van het groen en de gele narcissen schijnt het licht van Christus, licht dat geen duisternis of dood nog ongedaan kan maken. Hij is de hovenier in de tuin van ons bestaan, in onze wereld. Hij is de hovenier van ons hart, van ons leven. Zou dat niet een zinvol beeld zijn om bij stil te staan in deze tijd van crisis? Wat heeft deze tuinman te doen in de tuin van mijn leven? Is de bodem vruchtbaar, komt er voldoende licht binnen, is er ruimte voor groei, wat doet het goed, wat dreigt te worden verstikt? Wat moet gesnoeid of gewied in onze tuin? De hovenier houdt een schop in zijn hand, deze verwijst naar het zware werk wat gedaan moet worden, spitten, schoffelen, zaaien, snoeien, wieden. De hovenier heeft een zeer aandachtig oog, hij ziet de tuin als een geheel, een ecosysteem waar alles met alles samenhangt, waar hij zorgt voor de juiste omstandigheden om iedere boom en iedere plant, iedere bloem tot zijn recht te laten komen.
En zo legt Johannes zijn eigen accent in het Paasevangelie, een vrouw ontmoet opnieuw, in de gestalte van een hovenier, haar leermeester in een tuin, de tuin van onze wereld, onze aarde die in de greep is van een wereldwijde crisis, de aarde die op vele plekken snakt naar adem, die uitgeput en verwoest wordt. Christus, de tuinman, ziet Maria staan, ziet ons staan en roept ons bij onze naam, en wij beantwoorden zijn stem, wij staan op uit onze angst en onmacht, keren om van het lege graf en komen in beweging… en zingen een Paaslied (NLB 630)
Sta op! Een morgen ongedacht, Gods dag is aangebroken, er is in één bewogen nacht een nieuwe lente ontloken. Het leven brak door aarde en steen, uit alle wonderen om u heen spreekt, dat God heeft gesproken.
Hij heeft gezegd: Gij mens, kom uit, open uw dode oren; kom uit het graf dat u omsluit, kom uit en word geboren! Toen heeft zich in het vroegste licht de nieuwe Adam opgericht, ons allen lang tevoren.