Zondag 25 maart 2018 vanaf 11:30 uur vieren we Palmpasen, waarmee de Goede Week (ook genoemd de Stille Week) begint die leidt naar het grote feest van Pasen. Palmpasen is traditioneel verbonden aan Jezus’ intocht in Jeruzalem, gezeten op een ezel en toegejuicht door het volk dat zwaait met palmtakken, roepend “Hosanna voor deze bijzondere koning”. Maar ook op Palmzondag mengt dit Hosanna zich alvast met het duister van Jezus’ aanstaande kruisiging. De lezingen uit Jesaja 50 en Filippenzen 2 laten zien wie deze koning eigenlijk is.
Ter inspiratie alvast een gedicht van Ida Gerhardt, dat verwijst naar het verhaal van de intocht:
Dank aan een ezel
Gij met uw zachtzinnige oren
en uw geduldig gezicht:
ik ben u zeer verplicht.Dat gij het hebt aan willen horen
hoe toenmaals het is geschied;
en hoe mij de ander verried.En dat ge zelfs niet hebt bewogen,
mij slechts hebt getroost met uw ogen.
Dat kunnen de ménsen niet.
Tijdens de kindernevendienst maken de kinderen een mooi versierde Palmpasenstok. Hiermee gaan we met zijn allen in processie door de kerk, onder het zingen van bijpassende palmpasenliederen.
Voorganger in deze viering is Matty Metzlar. Met medewerking van het Koor van het GSp onder leiding van Ton Tromp en pianist Joram de Rijk.
► Download hier alvast de liturgie.
Noteer ook alvast de diensten tijdens de Stille Week:
- 29 maart om 19:30 uur: Witte Donderdag (Martinikerk)
- 30 maart om 19:30 uur: Goede Vrijdag (Nieuwe Kerk)
- 31 maart om 22:00 uur: Paaswake (Nieuwe Kerk)
- 31 maart om 23:00 uur: Paasnacht (Martinikerk)
- 1 april om 11:30 uur: Eerste Paasdag (Martinikerk)
De lezingen zijn uit Jeremia 31, over het nieuw te sluiten verbond met het volk van Israël, en uit Johannes 12, waarin Jezus uitspreekt dat de tijd gekomen is dat de Mensenzoon tot majesteit wordt verheven. Waarna hij meteen vervolgt: “Als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht. Wie zijn leven liefheeft verliest het, maar wie in deze wereld zijn leven haat, behoudt het voor het eeuwige leven.”
Volgelingen van Jezus, die in groten getale zijn toegestroomd, worden gevoed met de vijf broden en de twee vissen die één jongen heeft meegebracht. En dat blijkt ruimschoots voldoende voor iedereen, te oordelen naar de manden met de overgebleven stukken brood. Ook in de Martinidienst delen we ruimhartig met elkaar van wat ons gegeven wordt: brood en wijn, tot gedachtenis van Hem die gezegd heeft: “Ik ben het brood dat leven geeft” (Johannes 6:48).
De vastentijd stelt kritische vragen aan ons: wij bezinnen ons op leefstijl en leefpatronen, waar leef je van, uit welke bronnen put jij, wat hebben wij echt nodig en wat kunnen wij delen met elkaar. Ten aanzien van alle scheefgroei tussen arm en rijk heeft Gandhi eens gezegd: “Op deze aarde is genoeg voor ieders behoeften, maar niet voor ieders hebzucht”.
In de eerste zondag van de Veertigdagentijd in de aanloop naar Pasen 2018, op zondag 18 februari, lezen we gedeelten uit de oudste geschiedenisvertelling van het joodse volk, uit het boek Genesis, waarin het verhaal van de zondvloed centraal staat: de vloed die veertig dagen lang de aarde overstroomde terwijl Noach met zijn gezin en dieren in de Ark verbleef. En uit het Marcusevangelie lezen we over het verblijf van Jezus in de woestijn, veertig dagen lang, waar hij door Satan op de proef werd gesteld.
Je kunt barmhartigheid op vele manieren geven en ontvangen. Maar dit laatste botst ook wel eens met onze – zelf opgelegde – zelfstandigheid van ‘alles zelf kunnen’. Aan de andere kant word je ook wel eens over het hoofd gezien of ‘niet gezien zoals je bent’.
In de Martinidienst van de vijfde zondag van Epifanie, op 4 februari 2018 om 11:30 uur, komt een van de vele genezingsverhalen uit de evangeliën aan de orde. Namelijk het verhaal uit Marcus 1, waarin Jezus de doodzieke schoonmoeder van zijn leerling Simon bij de hand neemt en weer overeind helpt. Ook vele andere mensen brengen zieken en bezetenen naar Jezus toe. We trekken een parallel met een genezingsverhaal uit het Oude Testament: hierin ontfermt de profeet Elisa zich over een doodzieke en eigenlijk al doodgewaande jongen. Het leidt ertoe dat het kind toch weer zijn levenskracht terugkrijgt.