Zomerdagje (22)

“Vlieland veryupt. Vroeger kwamen er op het eiland keurige leraren en ambtenaren die een aantal weken kampeerden in een eenvoudige tent, nu komen er allerlei mensen uit de Randstad met een grote mond die gaan voor luxe en exotisch eten.” We zijn een aantal dagen op het mooie Waddeneiland en spreken eilandgangers die er al meer dan veertig jaar komen. Ze kijken afkeurend naar de nieuwe bezoekers van het eiland, terwijl ze bij de take-away van het Posthuys latte macchiato’s en cheesecake bestellen. Straks weer op hun e-bike naar de natuurcamping.

Van wie is het eiland eigenlijk, vroeg ik me af. Kan je als jarenlange bezoeker Vlieland claimen? Mijn man komt al meer dan veertig jaar op het eiland en zat vroeger met zijn familie twee weken in een tenthuisje. Nu zitten we met z’n tweeën in strandhotel Seeduyn, we slapen in boxspringbedden en hebben een balkon met uitzicht op zee. We eten noedels en risotto in het dorp en drinken een cocktail aan het strand bij ondergaande zon. De grootste luxe die mijn man veertig jaar geleden als kind had was patat speciaal in het Posthuys aan het eind van het eiland, meteen het hoogtepunt van de vakantie. Nu is het afgifteluik van de patatkraam verdwenen en kunnen bezoekers er kiezen uit een uitgebreide menukaart.

‘No man is an island’, zeggen ze in Engeland. Niemand staat op zichzelf. Wij veranderen en het eiland verandert met ons mee. In de dagen dat ik op het eiland zat volgde ik ook een discussie over hoe de PKN met zijn monumentale kerken omgaat. De kerkenraden zouden bij het afstoten van kerkgebouwen teveel kijken naar de financiën en te weinig oog hebben voor de functie waar het gebouw voor bedoeld is. Herbestemming van het gebouw zou afdoen van de heiligheid van het gebouw.

Van wie is de kerk? Is die alleen van de belijdende leden die jaarlijks hun Kerkbalans betalen of mogen niet-gelovigen er ook trouwen, een lezing houden of een voorstelling geven? In de toren van de kerk van Garmerwolde zag ik een tentoonstelling over religieuze feesten die op een creatieve, ondogmatische manier is opgezet. Met borstels uit een autowasstraat word je gereinigd van je zonden en met een lift maak je een hemelvaart die eindigt met een uitzicht over het Groninger land. Na afloop kun je lunchen met zelfgemaakte tosti’s en chutneys in het gebouwtje naast de kerk, terwijl je uitkijkt over oude grafzerken en het weidse landschap. In de Nieuwe Kerk bewegen dansers uit verre landen door de kerk en laten bassen het gebouw op zijn grondvesten trillen.

No man is an island. We hebben elkaar nodig. Nieuwe mensen zorgen voor nieuwe impulsen en nieuwe ideeën. Als je na een paar dagen uitgewaaid en zongebruind weer terugkomt op het vasteland, kun je er weer even tegen. Ik kan iedereen aanraden eens naar een eiland te gaan. Wat mij betreft is iedereen er welkom!

 Tim Smid

Zomerdagje (21)

De zon schijnt, heerlijk weer om even uit te waaien aan de Waddenkust. Ik besluit om te gaan fietsen naar Pieterburen, daar aangekomen parkeer ik mijn fiets en vanaf de Hoofdstraat loop ik het laatste stuk naar de dijk. Eerst wandel ik over een verharde weg langs vier monumentale boerderijen, die al generaties lang bewoond worden door dezelfde families. Ik loop langs uitgestrekte akkers waar het graan al hoog staat te wuiven, in de verte tekent zich de strakke lijn af van de Waddendijk. Ik passeer de boerderijen en loop over een smal karrenspoor, steek de oude zeedijk door, de slaperdijk en wandel verder. Het is stil, alleen het geluid van enkele meeuwen gaat met mij mee. Wat een ruimte is hier, het ruikt een beetje ziltig, je krijgt hier het ‘eilandgevoel’, boven mij welft zich een blauwe hemel met witte wolken, wat een geluk.

En dan ben ik bij de Waddendijk aangekomen, maak een klim omhoog en ben altijd weer benieuwd wat ik dan zal zien. Boven gekomen blijf ik staan bij paal 70. Voor mij strekt zich het prachtige landschap uit van het buitendijkse kweldergebied, uitlopend in het slik en het glinsterende water van de Waddenzee. Ik kan Schiermonnikoog zien liggen. De kwelders hebben een altijd wisselend kleurenpatroon afhankelijk van het weer en het seizoen. Het is stil, je ziet en hoort alleen vogels. Zeker bij hoogwater strijken er duizenden neer om te rusten en te eten. Dit is een plek die bij mij verwondering opwekt over het bestaan, de schepping en ontroering over de kwetsbaarheid van ons leven. Want je voelt je daar als mens klein, maar tegelijk ook verbonden met een geheel, opgenomen in een groter verband. Het is alsof eeuwigheid en eindigheid elkaar raken daar bij paal 70 op de dijk. En je beseft dat er ook strijd geleverd is en nog steeds wordt… ik sta op een dijk, product van menselijk ingrijpen om land te winnen en te beschermen. “Dei nait wil dieken mout wieken”, zeggen ze hier. Heftig is het water hier tekeer gegaan in het verleden, vele malen raasde een stormvloed over dit land. Maar nu liggen de akkers en de boerderijen er welvarend bij. Deze zomerse dag besluit ik met een mooi gedicht ‘Het wad’ van Johan van Delden.

Een ijle nevel, waardoor zonlicht dringt,
hangt boven slib en smalle kreken.
Een stilte, enkel onderbroken
door schor gekrijs van meeuwen.

Alsof de schepping zich herhaalt,
verschijnt het beeld van eeuwen:
land, water, lucht,
lucht, water, land.
Eb wacht op vloed,
die naderhand weer wijkt;
een rusteloze wisseling,
buiten de tijd bepaald.

Nog aarzelend ontsluit de zon
het buitendijks gebied,
waaruit een dwarrelende vlucht
van vogels zich begeeft
naar noordelijke streken.

 Matty Metzlar

Zomerdagje (20)

Hij woont in een tuinhuis op Bali in de achtertuin bij familie. Als succesvol presentator van een reisprogramma van BNN vloog hij de hele wereld over. Nu leidt hij op een tropisch eiland een minimalistisch leven met weinig spullen. ’s Morgens staat hij op, bakt een pannenkoekje in de buitenkeuken en wandelt daarna in zijn zwembroek met zijn kinderen naar school. Geen druk verkeer, geen haast, geen mutsen, sjaals en snotneuzen, geen stress.

In het Volkskrant Magazine van afgelopen zaterdag stond een portret van Dennis Storm, oud-presentator bij BNN. Zo’n verhaal spreekt bij mij tot de verbeelding. Alles achter je laten en een eenvoudig leven leiden met weinig spullen. Als kind droomde ik er al van om met vrienden in een busje de wereld rond te trekken. Tegenwoordig ben ik, als ik op vakantie ga, altijd weer verrast met hoe weinig spullen je toe kan en verbaas ik me erover hoeveel schijnbaar overbodige spullen je thuis hebt.

In coronatijd stonden er files bij de afvalbrengstations in de stad. Mensen gingen massaal hun kasten opruimen en hun oude spullen weggooien. Dat oude kastje of die afgedragen kleren vallen natuurlijk extra op als je veel thuis bent. In meer abstracte zin is zo’n crisistijd ook een periode om na te denken wat je van de tijd ervoor wilt bewaren en wat je daarna weg wilt doen. Was het nodig om meerdere avonden per week een afspraak buiten de deur te hebben? Moet ik met al die mensen afspreken? Moet ik al die toneelstukken en films zien? Er is een voortdurende stroom aan informatie die in de media op ons afkomt.

Populair is tegenwoordig de Japanse opruimgoeroe Marie Kondo. Zij adviseert mensen over ‘ontspullen’. Heb je spullen die je niet blij maken, gooi ze dan weg. Opruimen kan een opgelucht gevoel geven en letterlijk en figuurlijk ruimte geven. Vorig zomer brachten we tassen vol boeken naar de leenkast in onze Albert Heijn. Het bood ruimte in de kast maar ook in ons hoofd: we hoefden niet meer met een schuldgevoel naar boeken te kijken die we nooit meer zouden lezen.

Ik hoop dat we na de coronatijd een hoop overtollige ballast van ons af kunnen gooien. Minder onnodige spullen kopen, niet meer de hele wereld over vliegen, minder angst om dingen te missen. Over twee weken ga ik op vakantie vlak over de grens in Duitsland. Geen grootse en meeslepende vakantie in Zuid-Europa maar een huisje vlak over de grens. Kijken hoe dat bevalt. En hopelijk kom ik terug zonder allerlei overbodige spullen.

 Tim Smid

Zomerreces 2020

Foto: Pam Brophy, Wikipedia, CC BY-SA 2.0

Met de online dienst van 28 juni hebben we het seizoen 2019-2020 van de Martinidiensten afgesloten en gaan we de zomerperiode in. We hopen na de vakantie, vanaf zondag 6 september, weer reguliere Martinidiensten te houden waarbij u allen weer ‘in real life‘ in de Martinikerk aanwezig kunt zijn. Houd de berichtgeving daarover in de gaten (via deze website, de Nieuwsbrief en/of Facebook).

Wie tijdens de vakantie contact wil hebben met een van de (studenten)pastores, kan van 29 juni t/m 12 juli een beroep doen op Lense Lijzen, van 13 t/m 19 juli en van 26 juli t/m 2 augustus op Geert Brüsewitz, van 20 t/m 25 juli op Arjen Zijderveld en van 3 t/m 31 augustus op Matty Metzlar. Mailadressen en telefoonnummers vind je bij de mededelingen op pagina 8 van de liturgie van 28 juni (pdf).

De rubriek Alledagje zal in de zomerperiode minder frequent verschijnen dan in de afgelopen weken; de naam verandert ook tijdelijk in ‘Zomerdagje’ maar voor de vindbaarheid zullen we de tag alledagje blijven gebruiken. Er zijn trouwens meer alledagjes (zomerdagjes) dan alleen die van Tim Smid en Matty Metzlar die op deze website worden gepubliceerd: wie ook de bijdragen van Tirtsa Liefting en Evert Jan Veldman wil lezen kan eens een kijkje nemen op de site van de Nieuwe Kerk.

Een fijne vakantie gewenst en tot in september!

Alledagje (19)

Op zoek naar informatie over de dienst van afgelopen zondag via kerkomroep, en over hoe je kunt bijdragen aan de collecte? Door de plaatsing van nieuwe berichten is dat bericht op de homepage verder naar beneden verschoven. Volg de tag kerkomroep of martinidienst, en je vindt snel het gezochte bericht. Dan nu Tim’s nieuwste bijdrage in deze rubriek:

‘Dirigenten luiden de noodklok over de situatie van kathedrale koren’, las ik op Facebook. Ook zijn er ernstige zorgen over de koorzang in Nederland. Zangers die met veel mensen dicht op elkaar staan, zouden het coronavirus gemakkelijk verspreiden. De druppeltjes die het virus verspreiden zouden verder reiken wanneer er wordt gezongen of een muziekinstrument wordt bespeeld. Er zouden al meerdere koorzangers ziek zijn geworden of zelfs zijn overleden nadat ze samen hadden gezongen. De kerk en het liefst de overheid moest met richtlijnen komen voor het zingen in de kerk. In verschillende PKN-kerken worden liederen niet meer meegezongen maar voorzichtig meegeneuried.

Ik vind dat te ver gaan. Het getuigt volgens mij van een al te strikt opvolgen van regels en een gebrek aan creativiteit. Ik snap dat je voorzichtig moet zijn en dat je niet wilt dat er mensen ziek worden, maar je haalt hiermee de ziel uit een kerkdienst. Het gezamenlijk zingen of de ‘samenzang’ in kerktaal is een van de ‘unique selling points’ van de kerk. Waar zing je nog samen met elkaar? Als er iemand jarig is, zing je schoorvoetend of in een voetbalstadion wordt er juist hard gebruld, maar daar hoeft het niet mooi te klinken.

In de kerk zit je allemaal in hetzelfde schuitje. Iedereen mag meezingen of hij of zij nou een goede zanger is of niet. Er zijn zo veel mooie kerkliederen die je uit het alledaagse leven kunnen optillen. Ik houd zelf veel van de liederen van Huub Oosterhuis. ‘Licht dat ons aanstoot in de morgen’ is opbeurend bij een begrafenis, ‘Uit vuur en ijzer’ is een fijne meezinger bij een bruiloft. Ik luister op zondagmorgen graag naar de cd waarop Trijntje Oosterhuis de liederen van haar vader zingt. En stiekem kijk ik daarna vaak naar Nederland Zingt om mee te zingen met wat klassiekere kerkliederen.

We moeten oplossingen vinden om de liederen wel te laten klinken. Liederen houden de moed erin. Zwarte slaven zongen op de plantages en in de Baltische Staten leidde het zingen van volksliedjes in de eigen taal tot de geweldloze revolutie, waardoor de staten zich afscheidden van de Sovjetunie. Als je niet met z’n allen kan zingen, laat dan één of meerdere voorzangers zingen, zodat het lied uit volle borst kan klinken.

Over de magie van de kerkzang schreef Guillaume van der Graft (pseudoniem van Willem Barnard, die veel kerkliederen schreef) een prachtig gedicht:

Tussen het zingende kerkvolk

Soms, als ze hun longen te boven zingen,
Het dak bol staat van geluid,
Kijk ik mijn ogen uit:

Alles verandert, de dingen
Staan stil te dansen, het altaar haast swingende,
Pinkstertongen worden de kaarsen
En de gezichten
Van de gewoonste stervelingen
Glanzen van licht
Ik verwonder mij tot ik versta:

Zonder die tranen in mijn ogen
Had de wereld zich niet bewogen,
Gingen de dingen niet opgetogen
Al dat geloven achterna.

 Tim Smid

Alledagje (18)

Sinds kort verhuren wij een tiny house bij ons op het terrein. Het is prachtig om de schoonheid van het Grunneger laand te kunnen delen met de gasten voor wie Noord-Groningen vaak onbekend gebied is. Daardoor ga je zelf ook weer met andere ogen kijken naar het landschap en de cultuurschatten van het Hogeland, op zoek naar interessante tips voor bezoekers.

Vandaag fiets ik naar Warfhuizen, de weg slingert langs de akkers met aardappelen in strakke rijen, het graan dat nog groen is, suikerbieten, weiden met koeien en hoog wuivend gras van een natuurgebied. Veel boeren hebben de randen van hun akkers ingezaaid met wilde bloemen, een kleurenpracht van rode klaprozen, blauwe korenbloemen, witte margrieten en geel streepzaad. Het is windstil, dat is bijzonder want het waait hier bijna altijd.

Wanneer ik in Warfhuizen aankom slaat de klok twaalf uur, ik bezoek de kluizenaarskerk ‘Onze Lieve Vrouwe van de Besloten Tuin’, broeder Hugo woont hier sinds 2001. Hij heeft het interieur van de 13e-eeuwse kerk omgebouwd tot een katholieke kapel en leeft letterlijk in de kluis, een woonruimte achter het grote hek dat dwars door de kerk loopt. De deuren van de kerk staan overdag altijd open. De kapel is een bedevaartsoord geworden en trekt in de zomer veel bezoekers, het wonder van Warfhuizen. Dat is mooi maar het wringt natuurlijk ook een beetje met zijn leven als kluizenaar.

Ik steek een kaarsje aan, het is zo stil. Er is veel te zien, het interieur heeft zo’n heerlijke tussen-kunst-en-kitschsfeer. Ik kijk naar het beeld van Maria in barokke stijl dat staat opgesteld in de kluis, zij wordt ‘de bedroefde moeder van Warfhuizen’ genoemd. Maria draagt een grote witte zakdoek om haar tranen mee te drogen. Een prachtig beeld van ontferming is dat. Bezoekers mogen ‘buusdouk ruilen’, zij kunnen de witte zakdoek van Maria meenemen om weg te geven aan iemand die troost en bemoediging nodig heeft. Je laat dan een nieuwe witte zakdoek achter voor de moeder van smarten.

In een interview vertelt broeder Hugo dat de stilte zoeken voor hem essentieel is in zijn leven en geloven, stil zijn leert hem om op een zorgvuldige manier te spreken, te schrijven, met woorden om te gaan. Ik vermoed dat hij het gedicht ‘Wit’ van J.C. van Schagen in zijn hart heeft gesloten:

Als ik van u moet spreken, doe ik alle mooie woorden weg,
ik wil maar liever weinig zeggen, ik wil maar liever kale woorden zeggen,
wat arme kale stenen, dat is mijn verhaal,
mooie woorden denken alleen aan zichzelf, ze weten van dienen niet,
de goede woorden zijn arm en naakt als Franciscus,
ze zijn trouw,
enkele goede woorden, dat is genoeg
want er mag niets komen tussen u en mij,
eigenlijk wil ik liever met u zwijgen.

De zomervakantie staat voor de deur, veel mensen zullen wat dichter bij huis blijven. Alvast een tip: bezoek de kluizenaarskerk in Warfhuizen, deze kapel is zeker een pelgrimage waard!

 Matty Metzlar

Alledagje (17)

Midden in de Oosterpark ligt een klein paradijsje. Je moet eerst even door wat oude troep heen kijken. Een oude Trabant, gereedschap en kunstwerken van oud ijzer. Maar daar achter ligt Toentje. Bij Toentje worden groenten en kruiden verbouwd voor de Voedselbank. In de Martinidiensten hebben we al verschillende keren voor Toentje gecollecteerd maar nu gingen we er de handen uit de mouwen steken. Een welkome afwisseling na weer een week thuis achter de computer zitten.

“Toentje brengt veel verschillende mensen met elkaar in contact en biedt een laagdrempelige, duurzame en veilige werk- en leerplek”, zegt de website. “Een prachtige ontmoetingsplek die aan mensen uit alle lagen van de samenleving plek biedt”. Een enthousiaste werkbegeleider leidt ons rond over het terrein. Er wordt groente verbouwd en er staan veel kruiden en bloemen. Ik hoor namen van plantjes en kruiden waar ik nog nooit van gehoord heb. Ook wordt er hop verbouwd met de ‘Top Hop Yeah-planten’ (met een dikke knipoog naar het popprogramma uit de jaren tachtig, AVRO’s Toppop). De hop wordt gebruikt voor het brouwen van de Baxbiertjes ‘Kon Minder Blond’. Ook worden er bijen gehouden, die voor lokale honing zorgen, ‘Groning’. Naast de kas hebben scholieren van basisscholen hun eigen moestuintje. In de bakken staan hun namen: Karim, Kevin en Soraya, maar ook Bram, Lotte en Sterre.

Aan ons de taak om te wieden en te snoeien. Iedereen zoekt de taak uit die het best bij hem past. De een plukt er de kleine plantjes tussenuit, de ander is meer van het grote werk en verwijdert de grote planten. We beginnen om negen uur ’s morgens en gaan tot een uur of twaalf door. De voorspelde regenbuien blijven uit. Het is aangenaam warm en er waait een lekker windje. Aan het eind van de ochtend ligt er een flinke berg onkruid en snoeiafval.

Na het harde werk is er soep in het restaurantje bij Toentje, ‘Bie de Buuf’. In de voormalige drankenfabriek van de firma Woldring&Idema kan op donderdag- en vrijdagavond gegeten worden. De hippe, startende bedrijfjes rond het restaurantje maken gebruik van de Buuf om er te lunchen met een kop soep van groente uit Toentje. De tafels zijn gemaakt door de kunstenaars en het logo en de website zijn door de beginnende bedrijfjes ontworpen.

Soms lijkt alles te kloppen. In de buitenlucht aan het werk in een divers gezelschap voor een goed doel. Het lijkt even de ideale maatschappij, waaraan ieder zijn eigen bijdrage levert. De zelfgemaakte soep en vlierbessenlimonade smaken heerlijk. Nu nog eens gaan eten daar. Met een Gronings biertje: Kon Minder!

 Tim Smid

Meer foto’s zien? In april 2018 zijn we met een groep vanuit de Martinidiensten ook een zaterdagochtend aan de slag geweest in Toentje. Kijk hier.

Alledagje (16)

Het is maandagochtend, het regent hard en dat blijft voorlopig ook zo, de grijze lucht zit dicht. Al het regenwater is heel goed voor de tuin, maar wat mis ik de zon vandaag! Ik heb een oppeppertje nodig, laat me de dag goed beginnen, met een gedicht uit “Een knipoog van u zou al helpen, Bij iedere psalm een gedicht” (2013).

Dit boek van Karel Eykman ligt op mijn bureau vanaf het moment dat we in coronatijd zijn beland, het is een beetje een troostboek voor mij geworden. Eykman gaat in gesprek met de psalmdichters en raakt zo in gesprek met God op een vrijmoedige en poëtische manier. Zijn gedichten zijn geen moderne vertaling en eigenlijk ook geen bewerking van de psalmen. Telkens laat hij zich raken door enkele zinnen uit een bijbelse psalm en deze versregels zijn dan het aanhaakpunt voor zijn gesprek met de psalmdichter.

Die ontmoeting verloopt niet altijd harmonieus, het kan soms flink knetteren tussen de hedendaagse dichter en de oude bijbelse dichter. Maar Eykmans gedichten zijn altijd persoonlijk, eerlijk en verrassend; neem nu het mistroostige en rusteloze refrein van Psalm 42, dat klinkt in zijn woorden: “…En ik, waarom zit ik in de zenuwen en ben ik in de war? Alles zit mij tegen, het klopt niet meer in mijn hart. Het klikt niet meer tussen mij en mijzelf…”

Vanochtend lees ik ‘Die mij door en doorheeft‘ (pag. 161) naar Psalm 139: (1) ‘Heer, u kent mij, u doorgrondt mij, u doorziet van verre mijn gedachten…” (23) ‘Doorgrond mij, God, en ken mijn hart’.

Die mij door en doorheeft

Ik laat me niet gauw kennen
want zo ben ik niet.
En wat ik wel ben
gaat niemand wat aan.
Zo iemand ligt mij niet
aan wie ik ziel en zaligheid toevertrouw
ik zou niet weten wie dat zou kunnen zijn.

Maar dan te weten dat er een is
die mij door en doorheeft
die mij door en doorziet
die mij doorlicht door merg en been
tot in mijn nieren, tot op het bot,
dwars door mij heen, tot in het hart.
Zo één, wie zou dat kunnen zijn?

Om dan te weten dat er een is
die mij vierkant uitlacht
als ik stoer doe, als ik opschep
die een hand legt op mijn schouder
als ik me opwind, als ik kwaad ben
of diepbedroefd en dat niet wil laten zien.
Zo één, zou hij dat kunnen zijn?

 Matty Metzlar

Alledagje (15)

“God zit niet op een troon van chroom of nikkel

Soms zit hij in een oude perenboom
En merelt
Soms staat hij op zijn hoofd in een klein kind
Want hij is altijd soms.
Hij is geen kerk van holle eeuwigheid.
Hij is geen kathedraal van hoge lege almacht.
Hij is een nu, een hier, een altijd soms.
Soms lust die schuimt
Soms een verliefdheid
En wee de maagd.

Maar altijd is hij overal in alles
Zoals het is
Zoals het soms en anders is.”

Dit gedicht van Bertus Aafjes kwam ik tegen op de website van Volzin. Ik vind het prachtig, het is tegelijkertijd mysterieus en aards. Een nu en een hier maar ook schuimende lust. Bij schuimende lust denk je eerder aan een Griekse god dan aan onze christelijke god.

Ik heb het idee of we dit jaar Pasen, Hemelvaart en Pinksteren hebben overgeslagen en nog steeds in een verlengde veertigdagentijd zitten. De opstanding en het vuur van de uitstorting van de Heilige Geest op Pinksteren zijn uitgebleven. Ik doe mijn werk zo goed en zo kwaad als het gaat. Het voelt alsof mijn leven op een laag pitje staat, op de waakvlam.

Ik heb behoefte om aangeraakt, aangevuurd, door elkaar geschud te worden. Inspiratie ontstaat meestal in de interactie met anderen, niet achter een beeldscherm. Ik mis de creativiteit van theatermakers, musici en kunstenaars. Een toneelstuk of een kunstwerk kan je optillen uit je alledaagse leven. Dat gebeurt niet nu de theaters leeg blijven en de festivals afgelast zijn. Mijn agenda is leeg.

“God is een altijd soms”. Dat vind ik troostend klinken. Soms is Hij gewoon minder zichtbaar, misschien in iets kleins. “t Is nait aal doage kovvie mit kouk”, zegt een Gronings spreekwoord. Maar soms is er ook weer schuimgebak.

Ik moet ook denken aan de gelijkenis van de wijze en de dwaze maagden die wachten op de komst van de bruidegom en het vlammetje van hun olielamp brandende moeten houden. Het vlammetje is soms klein maar heeft de belofte in zich om op te vlammen.

Soms en anders.

 Tim Smid

Alledagje (14)

We zitten met acht studenten in een wijde kring in de barruimte van het SKLO-pand aan de Kraneweg. We lezen een interview uit het boek De zin van het leven (2019) van Volkskrant-journalist Fokke Obbema. De auteur kreeg in 2017 ’s nachts een hartstilstand en hij overleefde het wonder boven wonder. Deze ervaring sneed diep in en riep grote levensvragen bij hem op. Zijn boek is een bundeling van indringende vraaggesprekken die hij had met een heel diverse groep mensen over de essentie van ons bestaan.

Wij buigen ons over het interview met filosoof Joke Hermsen en zij brengt ons bij het thema van tijdsbeleving en tijdsbesef. Wij zijn mensen van de klok en beleven de tijd als meetbaar, in de Griekse mythologie is het Chronos met de zandloper die onverstoorbaar de uren telt en de minuten wegtikt, die continuïteit en praktische orde en structuur aanbrengt in ons leven en werken. De kloktijd kan ons erg in de greep houden, dan lijkt het alsof we in gevecht zijn met Chronos, in een keurslijf gedwongen worden van een leefpatroon met teveel afspraken en deadlines waardoor we ons opgejaagd voelen en tijd tekort dreigen te komen.

Er is ook een ander woord voor tijd in de Griekse mythologie, namelijk Kairos, de rebelse kleinzoon van Chronos. Hij wordt prachtig afgebeeld op een fresco van Francesco de’ Rossi of Salviati. Je ziet een gevleugelde figuur die voorovergebogen staat en aandachtig en alert kijkt naar de weegschaal die hij in zijn hand houdt. De weegschaal staat voor bezinning, voor het zorgvuldig wegen van het geschikte ogenblik, inzicht krijgen in de juiste kans of gelegenheid om te handelen. De weegschaal verwijst ook naar de juiste maat vinden voor je handelen, de juiste balans in je manier van leven. Het hoofd van Kairos is kaalgeschoren, op één lange lok na die je ziet zwieren voor zijn hoofd. We moeten, als de gelegenheid daar is, Kairos als het ware bij zijn haarlok kunnen vastgrijpen, anders is de kans op een verandering of een doorbraak weer verkeken.

Kairos is een dimensie van tijd waarin je nieuwe mogelijkheden ziet en onverwachte inzichten krijgt. Hij draagt vleugels omdat hij ons enthousiast maakt en inspireert om iets aan te pakken of een keuze te maken. Kairos zet ons aan om je mond open te doen en in verzet te komen… ‘Black Lives Matter’. In tijden van crisis verschijnt Kairos heel nadrukkelijk op het toneel, het is nu het moment om die haarlok vast te grijpen en bijvoorbeeld grote stappen te zetten in de vergroening en verduurzaming van onze economie.

 Matty Metzlar