Gebedsretraite in de veertigdagentijd

Vanaf de eerste zondag in de veertigdagentijd, zondag 21 februari, is er aan het eind van de zondagmiddag wekelijks een ingesproken gebedsretraite beschikbaar. Initiatiefnemer hiervan is Alberte van Ess, predikante van de PKN-gemeente De Bron in de Groninger wijk Beijum.

De gedachte is dat mensen die elkaar kennen uit de wijkgemeente of daarbuiten een groepje vormen, en dan met elkaar afspreken welke avond in de week zij – ieder in zijn of haar eigen huis – de gebedsretraite beluisteren. Vervolgens spreken ze met elkaar af hoe ze met elkaar dit willen delen en (digitaal) bespreken.

De retraite heeft als centrum het latifagebed, dat heel geschikt is om in je eigen binnenkamer te beoefenen en van daaruit te delen met anderen. Het is een vorm van bestaansmeditatie. Het gebed helpt je om tot de essentie van je bestaan te komen, om zo contact te krijgen met wat je ten diepste beweegt. Het latifagebed is een heel oud, oecumenisch gebed in de ruimste zin van het woord. Lichaam en geest worden op elkaar betrokken. Daarbij wordt je rechterhand geleid door je linkerhand. Je rechterhand staat voor je doenerige kant en je linkerhand staat voor de ontvangende kant. Ben je zelf links dan moet je dus net het omgekeerde doen. Latifa betekent letterlijk subtiel, en in dit gebed worden met enkele woorden de subtiele, fijnere kwaliteiten van ons leven benoemd. Het gebed luidt als volgt:

ik besta
ik verlang
ik hoop
ik geloof en vertrouw
ik laat los
ik heb lief
ik ben bereid

Elke week zal één gebedsintentie centraal staan en worden uitgediept. Dat kan zijn met een tekst, een muziekfragment of een afbeelding die wekelijks verbonden is aan de opname. Totdat we uiteindelijk op Eerste Paasdag uitkomen bij: ‘ik ben bereid, ik sta op en doe wat gedaan moet worden’.

Je kunt je aanmelden door een mail te sturen naar predikant.pkndebron@gmail.com. Geef aan of je mee wilt doen en of je een contactpersoon wilt worden om een groepje mee te vormen. Wekelijks ontvangt de contactpersoon dan een link naar de Youtube-opname om zo de ingesproken gebedsretraite naar de anderen door te kunnen sturen. Uiteraard kun je je ook individueel aanmelden.

Nooit is een goede daad verloren, je bent niet alleen

Voor zondag 3 mei stond oorspronkelijk Geert Brüsewitz op het rooster om voor te gaan in de Martinidienst. Voor de lezers op martinidiensten.nl heeft hij onderstaande overdenking geschreven. Bijpassende lezingen zijn Psalm 23 in de woorden van Huub Oosterhuis, uit “150 psalmen vrij“, en daarnaast Johannes 10 vers 10b: “Ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid“.

Overdenking

Wat een vertrouwen in zo’n psalm! Dat is Pasen, zo wordt het ook deze weken weer verwoord: vertrouwen. Alles OK. Nou… OK? En een vol en rijk leven… Hoe zit dat met dat Paasvertrouwen in deze wereld? En dat volle, rijke leven? Zie ik er iets van? We zitten in lockdown; je kunt het ook opgehokt noemen, als deze keer niet een varkenspest of vogelpest rondwaart maar een mensenbesmettelijke onzichtbare vijand…

Ik begin maar met twee strofen van een wat ouder Paaslied. Omdat het me wat doet, maar me tegelijkertijd ook wel onzeker maakt, zo vast dat geloof, zo van binnenuit die Paasroep en dat vertrouwen, zo haaks op wat ik voel, terwijl het me raakt in mijn hoop en verlangen:

1 Ik zeg het allen, dat Hij leeft,
dat Hij is opgestaan,
dat met zijn Geest Hij ons omgeeft
waar wij ook staan of gaan.


7 Nu is op aard geen goede daad
meer tevergeefs gedaan,
want wat gij goed doet is als zaad,
dat heerlijk op zal gaan.

Het is een spreken hier haast boven je macht. Je zegt het naar jezelf toe. Want hoe maak je zoiets present anders in een wereld waar een virus rondwaart, als een Hein met een zeis. En dat nu, want wat gebeurt er niet steeds weer. Een vriendin van ons post op Facebook fragmenten uit het dagboek van haar tante, Joods en als jong volwassene ondergedoken. De deur niet meer uit: ‘Ik hoop dat alles weer gewoon wordt‘. Dat werd het voor haar niet meer, in 1944 werd ze vermoord. Maar toch, een dagboek omdat het een bijzondere tijd is die je wilt vastleggen, misschien wel om dagelijks er bij stil te staan dat dat zo is, om daarmee juist het gewone niet te vergeten. Er naar verlangen. Mooie, misschien gewone dingen, grootse dingen, vrijheid. Ze hoopt er op. Die hoop draagt het leven.

Voor mij is dergelijke hoop verbonden met die vreemde realiteit die we geloven noemen. Geen weten, want… er van weten? Kleine flardjes misschien, stukjes verhaal die misschien… of… misschien ook wel niet. Nee het is geen weten voor mij, het is een verlangen. En dan nog een verlangen waar ik vaak een hard hoofd in heb. Zeker als anderen het zich toe-eigenen en ermee aan de haal gaan. Van hen! Als je maar gelooft, dan is opstanding en genezing overal en steeds mogelijk. Ik denk dan aan van die dominees in de VS die gewoon doorgaan met mensen naar de kerk roepen voor een dienst. God beschermt tegen het virus! En wij zijn hier vrij om te doen wat we willen in dit land van de vrijheid… Het is een complot om de kerk af te breken…

Dat heeft niks te maken met Pasen als verhaal van nieuw leven, van de mogelijkheid leven anders te leven. Naar de bedoeling van de Eeuwige. Dit Pasen is verbonden aan die ellende daarvóór. Macht, dood, verraad… Daarmee wordt het steeds moeilijker te vatten, maar wel relevanter. Het is een boodschap, zo wordt het immers genoemd: een boodschap, een verhaal van goedheid en hoop dat juist moet klinken als het moeilijk is, ook al sta je er dan waarschijnlijk het minst voor open. Immers als je een film zou zien die eindigt met een ‘hij is niet dood!’, zou je het een slecht script vinden. Zoiets kan in onze gewone realiteit toch niet? Maar het is geen film waar je met een zak chips naar kijkt. Je bent deel van het verhaal! Je hebt niks te maken met scripts en mogelijke plots. Je zit in de werkelijkheid van deze wereld, van je eigen leven, van deze crisis, op dit moment. En als dan iets wat onmogelijk is aangezegd wordt, dan grijp je het met beide handen aan. Als een reddingsboei… Waarom? Omdat er dan ergens iets in je, een stem, of ergens van buiten, stem of daad van anderen een ander einde maakt. En je hebt iets om je aan vast te houden. Hoop. Wees niet bang… Je bent niet alleen… Je kan wat! Je kunt wat betekenen voor anderen… Jij bent waardevol… Al lijkt het einde altijd te winnen, er wordt verteld dat dat niet zo is. En dat geeft kracht om te leven, elke dag weer, voor wat maar helpt, voor mooie dingen die we voor elkaar kunnen doen.

Begonnen met een oud lied wil ik eindigen met een nieuwe boodschap, net gemaakt. Vanuit Stem in de Stad, de dak- en thuislozenopvang in Haarlem waar mijn zoon Kalle werkt. Er is nu bijna niemand, mensen mogen er niet komen in grote getale. En veel van de onverwoestbare vrijwilligers zijn best al heel oud, niet verantwoord. En die boodschap? “Wees niet bang!”, “Je bent niet alleen…”, “Het graf was leeg…”, en… “Ook dit gaat voorbij!”. Onverwoestbaar. Een onopgeefbare boodschap, die met elk beetje hoop, met elk sprankje moed aan kracht wint. Tot wanneer? Ik weet het niet… In ieder geval verder dan wij kunnen kijken…

(Bekijk eens https://www.youtube.com/watch?v=-VwpeHk-nEw. Dit is het 7e filmpje in een reeks van 7. Je kunt natuurlijk ook alle filmpjes tot en met Pasen bekijken: zoek op YouTube “Stem in de Stad Haarlem” en je vindt ze alle 7, ook als playlist.)

– Geert Brüsewitz

Tegenstrijdig, of toch niet?

Meditatie voor zondag 26 april 2020, door Gerjanne Eppink

Afgelopen week was ik betrokken bij een uitvaart. Een familie moest afscheid nemen van een vader. Niet overleden aan corona, maar toch. De afspraken die gemaakt moesten worden hadden wel met dit virus te maken: niet meer dan 30 mensen, onderling afstand houden, en vooral elkaar niet aanraken.

Behoedzaam probeerde iedereen zich aan de afspraken te houden, maar dat viel niet mee. Want juist bij deze gebeurtenis voelen mensen het gemis: het gemis van een arm om de schouder willen leggen, even dicht bij elkaar staan, en een laatste blik werpen op degene die je moet gaan loslaten. Samen huilen en elkaar een zakdoek aanreiken. Het mocht en het kon allemaal niet.

Bij zo’n gebeurtenis weet je het weer hoe belangrijk die aanraking voor mensen is. Het kunnen voelen van elkaar, elkaars warmte voelen, die hand van de ander in jouw hand, die troostende omhelzing. Je zoekt naar verbinding op andere manieren, en gelukkig, die werd ook gevonden. De nabijheid – zou je kunnen zeggen – hing in de lucht. De onderlinge verbondenheid en betrokkenheid, en ervaren van elkaars verdriet.

De afgelopen weken hebben we Pasen gevierd, en we zijn nog altijd in de Paastijd. De tijd waarin we nadenken over de Opgestane Heer. Proberen te begrijpen wat zijn Opstanding betekent. Wat ons dat wil zeggen.

In het Evangelie van Johannes, Johannes 20, horen wij hoe deze evangelist het onder woorden brengt. Zijn getuigenis over de Levende. De Gekruisigde, die is opgestaan. Wij volgden thuis de vieringen op TV van de ZDF. Wekelijks, om en om, worden diensten uitgezonden: de ene week een Katholischer Gottesdienst en de andere week een Evangelischer Gottesdienst. En ze zijn aan te raden! Indrukwekkend, diepzinnig en troostend, zo hebben wij deze diensten ervaren.

De laatste twee diensten, de Paasviering en de zondag na Pasen, werd stilgestaan bij Johannes 20. In dit hoofdstuk het getuigenis van Johannes. En in dit hoofdstuk vielen mij, door deze diensten, twee dingen op: dit hoofdstuk gaat ook over de aanraking. Het aanraken van de ander. Twee keer vertelt Johannes ons daarover. Het eerste deel gaat het over Maria Magdalena: zij is daar in de graftuin om haar heer te zoeken. Een indringend verhaal: hoe zij in haar verdriet daar staat, en hem niet vindt. Pas als zij haar naam hoort roepen herkent ze hem. Hij die ze eerst hield voor de tuinman staat daar, en ze herkent hem. ‘Rabboeni!’, zo roept ze, “mijn Meester!’. Daar staat hij, en ze wil hem omarmen, ze wil hem dicht bij zich hebben. Ze wil hem aanraken. Ze wordt tegengehouden: ‘Raak mij niet aan!’, zo zegt Jezus. Een verbod, dat we heden ten dage keer op keer horen. Niet dichtbij komen, niet aanraken.

Verschijning van de Verrezen Christus aan Maria Magdalena (1835), van de Russische schilder Aleksandr Andrejevitsj Ivanov

Waarom mag ze hem niet aanraken? Ik begreep dat eerst niet. Pas door de uitleg op Paaszondag begreep ik het weer: omdat Maria het ‘oude’ terug wil. Terug naar hoe het was. Verlangen naar vroeger, toen Hij zo dichtbij was. Zoals wij allemaal het graag weer ‘gewoon’ willen hebben, en er naar verlangen. Zoals wij soms in onszelf het ongeduld of de boosheid voelen dat het niet kan.

Maria moet ervaren dat er iets veranderd is: deze Jezus is anders geworden. Hij is de Verrezene, de Heer die door die Verrijzenis anders is geworden dan voorheen. Maria slaat namelijk iets over: hoe deze Jezus die zij daar ziet ergens doorheen is gegaan. Tussen haar ‘vroeger’ en Zijn nabijheid, ligt de weg naar het kruis, de vernedering en de dood. Maria is geneigd om dat te willen vergeten. Maar ze wordt er hier door Jezus op gewezen: ‘Vergeet niet waar ik doorheen ben gegaan. Vergeet niet wat het mij gekost heeft’. Het zal niet meer worden zoals voorheen, en dat mag ook niet. Dat kruis mag niet vergeten worden. Ook de tijd als corona voorbij is, zal niet hetzelfde kunnen zijn als daarvoor. Mogelijk heeft het ons ook dingen ‘gebracht’ die we willen vasthouden.

Stof tot nadenken geeft ons dit gedeelte, waar ik nog lang niet klaar mee ben.

De ongelovige Thomas, van de Franse schilder Michel Ciry

Dan gaat het verhaal in Johannes 20 verder, en dan opeens zien we weer iets over die aanraking terugkomen. Maar nu precies andersom! Het gaat over Thomas, een van de leerlingen. Hij hoort het getuigenis van zijn medebroeders: zij hebben de Heer gezien, en Hij is opgestaan. Maar Thomas kan dit nog niet vatten. En hij geeft aan dat hij bewijs wil hebben: hij wil de wonden zien in de handen en voeten, en de zijde. Hij wil weten of die Heer, over wie zijn vrienden spreken, of die woorden gaan over Jezus. Er volgt een bijzondere ontmoeting. Jezus komt daar waar de leerlingen bij elkaar zijn, en Thomas is er ook. En nu mag hij juist wel aanraken! ‘Voel aan mijn wonden, en weet dat ik het ben’, zegt Jezus.

Hier is de aanraking juist geboden! Geen verbod, geen ‘noli me tangere‘, maar juist: voel mijn wonden en weet hoe die gekomen zijn. Hoe tegenstrijdig kan het zijn in één hoofdstuk van het Evangelie. Waar Maria juist niet mocht aanraken, om te leren dat haar Heer, die zij in de tuin ontmoet, veranderd is, waar zij het niet bij het oude kan houden, moet Thomas aanraken om te benadrukken dat het de gekruisigde is, die de Levende wordt genoemd.

Ook al is het Pasen, het Feest van de Herrijzenis: het gaat om de Heer die in de diepte is geweest, die ‘geleden heeft onder Pontius Pilatus’. Deze is het, die de Levende is, die een ander perspectief laat zien: wij mogen geloven dat het donker voorbij zal gaan, we mogen vertrouwen dat we er doorheen komen! We mogen ervaren dat de diepte nóg zo diep kan zijn, maar deze Heer is er ook geweest, en weet van die donkerheid en die wanhoop.

Ik zou zeggen, laat er zelf nog eens de gedachten over gaan, en proef hoe in een ogenschijnlijke tegenstrijdigheid in dit verhaal van Pasen een diepe kracht schuilt, en een troostrijke belofte: we mogen vertrouwen in die Heer die ons uit de diepte wil bevrijden en ons voorhoudt dat het Licht zal komen. Want Hij gaat ons voor die nieuwe toekomst in!

– Gerjanne Eppink

Sermon for Sunday April 19th

Since under the current circumstances, we cannot celebrate our monthly Morning Prayers as regularly, Revd. Rudolf Oosterdijk has written a sermon for publication online. Please read it below (in English only).

Sermon on Genesis 8, 6-16 and John 20, 24-29
For the Morning Prayer service as planned in the Groninger Martinikerk, Sunday Quasimodo Geniti, 19th of April 2020

In the name of the Father and of the Son and of the holy Spirit. Amen.

White is a colour. Or is it? Some people say ‘yes’, others ‘no’. Which answer you give, depends probably on your knowledge of the refraction of light! But we all – I dare say – experience white as a colour. As a cheerful colour even. That’s why the Sundays of Eastertide have white as their colour. It is a colour with a symbolic meaning as well. White means blank, unmarked, untarnished. White is a painter’s canvas, until he or she applies brush or pencil. White is your pc screen before you start writing. Every painter, every writer is strangely hesitant to paint the first stroke, to write the first word. That’s because this first move somehow determines the whole creation. But the white – be it screen or canvas – is an invitation to you to begin your work.

It’s an old tradition after Easter to go back in the Bible, to where it all began. A new creation, after Christ’s resurrection. Genesis 8 tells us about a new creation, literally! The first creation was about ‘dividing’. God divided day from night. He divided the waters under the earth from those above the earth. He divided the land from the sea. And then he divided human being from himself. Adam and Eve were made in God’s image and likeness, but still they were other than God. How god-like man in knowledge and skill, shaping and determining his own existence, he can never be as God. But, alas, the first creation ends in disaster. Man dominates all that lives, including his fellow men. And God is sorry that he made man and he wipes what he made off the earth. Like an artist he takes a white sheet and starts afresh. That is the story of the Flood. God hides his face behind the clouds and forty days of rain erase the whole of creation. Noah and his chosen ones float on the waters in a coffin-like ship. And then God shows his friendly face once more. The waters begin to subside and Noah’s ark grounds on a mountain in Ararat.

And then there is this wonderful story about the birds, full of a deeper meaning. Noah opens a window and lets out a bird. The raven, with his sharp eyes, sees where he can find his food and never returns. Then Noah releases a dove. It brings back an olive leaf: a sure sign that she has found dry land. It is a sure sign that once more creation has begun. And Noah opens the coffin-like ship and sets foot on the ground. The earth as a white sheet, ready for a new beginning. It is a story like the resurrection!

We find the story of the Flood difficult to understand. It reminds us of the floods of our time: the tsunami in Japan in 2009, the tsunami in Haiti and other countries on Boxing Day in 2006, the ‘Watersnoodramp’ in the Netherlands in 1953. Whole villages, buildings were swept away by the waters. Thousands of people drowned. Animal life was killed. Now, in 2020, the corona virus spreads like a flood through our countries and kills the most vulnerable in our societies. It makes us ask ‘why’? Is it fair that innocent people die? Is there a purpose to it? Is it God’s doing? In the Bible God has a darker side. It is his fury, his just anger because of the evil and the unrighteousness men and women commit. In Genesis this is the God who opens heaven’s floodgates and wipes away his own creation. In the Gospel it is the God who on Good Friday brings darkness upon the earth and lets his son die at the hands of men. And God has a lighter side. That is his forgiveness, his mercy. He is the love that was undeniably there on Easter morning. Believing in God is not easy. Walking with him means rejoicing in his lighter side and, sometimes, be confronted by his darker side. It is accepting that God will always be a mystery to us and choosing to live, foremost, with his love.

With that in mind we should, I think, read the story of the Flood. Not, in the first place, as a story of disaster, condemnation and punishment. Yes, though admitting these are all there, we should read it as a story of the new beginning. God gives a new beginning; the Bible tells us so on almost every page. It is certainly the message to Jesus’ disciples on Easter morning: God’s lighter side has won over his darker side, for good. We all are invited to rise up and make a new beginning. Living with God is, in fact, as hard as life itself. We choose our own path, make our own decisions. We shape our own existence. We are like the writer in front of his white paper, like the painter berore his white canvas. But we all share the experience that, at some point in our lives, most or all that we have done is wiped away, that all our efforts seem to have been for nothing. And we must find the courage to start afresh. Is there such thing as ‘starting afresh’? What we lived through is still in our minds, made an impression on our souls. We cannot start afresh, because we are who we are, yesterday, today and tomorrow! But we should ask ourselves: will we let yesterday determine what we do today or plan for tomorrow? Which way do we want to look: backwards of forwards, back to the time that is past of forward to the time that is given to us?

Easter means: a new beginning has been given to us; a new era lies before us. But it takes courage to accept this new beginning, to enter this new era. After Easter morning Jesus’ disciples lock themselves up in their homes. They do not understand what happened, are afraid of the future. Thomas, even, is afraid of the risen Christ. Doubt has overshadowed his former faith. Doubt is allowed. Doubt must be, will faith be real faith. But doubt often ends in: I’m not sure, I’ll just sit and wait. Doubting we stand aside and do nothing. We write no word, paint no stroke and our sheet, our canvas stays white. Faith should be followed by acting, by doing things, even if you are not so sure. Doing things, your faith will grow. God is and will be mystery to us. But living and acting on our faith he will appear more and more as a friendly mystery. And we will feel accepted and loved by that mystery, like Thomas, who on recognising the risen Christ, said: ‘My Lord, my God!’.

Amen

– Rudolf Oosterdijk

Paasmorgen, 12 april 2020

De paaskaarsen van 2020

Voor de 31e keer de paaskaarsen, de grote en de kinderkaars. Ik weet nog dat ik 1990 als eerste jaar op de kaarsen zette in m’n oude koude atelier in de stad. Ieder jaar op Goede Vrijdag kwam Hans van der Veen ze ophalen. Dit jaar gaat dat iets anders, Hans werkt thuis en haalt ‘m iets eerder, en ik woon ondertussen al vijf jaar in Ezinge.

Het thema van dit jaar is een gedicht van Remco Campert, uit Vogels vliegen toch (1951).

CREDO

ik geloof in een rivier
die stroomt van zee naar de bergen
ik vraag van poëzie niet meer
dan die rivier in kaart te brengen

ik wil geen water uit de rotsen slaan
maar ik wil water naar de rotsen dragen
droge zwarte rots
wordt blauwe waterrots

maar de kranten willen het anders
willen droog en zwart van koppen staan
werpen dammen op en dwingen
rechtsomkeert

De harde koppen besloot ik letterlijk zwart op wit neer te zetten in woorden. En ik werkte aan de kracht van water en rotsen. De krantenkoppen die harde feiten neerzetten en ongenadig schreeuwend neerdrukken en tegelijk water naar de rotsen dragen, wat symbool staat voor de zachte krachten, tegen de verdrukking ingaan.

Hoe waar is het, zeker nu in de coronacrisis, dat de zachte krachten ontzettend nodig zijn, opstaan, helpen waar je kunt en je niet gek laten maken door harde feiten. De zwart-witte krantenkoppen heb ik daarom achter blauw van de lucht wat verzacht en uiteindelijk schijnt zonlicht er overheen. Je kunt ze nog lezen, maar ze worden door het licht opgezogen. Dat er uit deze wereldwijde crisis iets mag opbloeien, we weer buigen voor de schoonheid van de natuur, genieten van de kleinste bloem die zonder vragen bloeit nu het weer lente is. Respect hebben voor de aarde en voor elkaar, dat we uiteindelijk weer als één organisme mogen ademen. Dat alle kaarsen die dit jaar aan de paaskaarsen worden aangestoken een stukje licht mogen brengen.

De kinderkaarsen maak ik altijd in dezelfde kleuren, maar ik vertaal de grotemensendingen naar iets wat bij hen past.

– Matty de Vries (www.mattydevries.nl)

Overweging (Bijbeltekst: Johannes 20:1-18)

De tuin

Een morgen ben ik zeer vroeg opgestaan
en zie de bloemen, halmen, grassen staan
in een zo helder eigenaardig licht
of zij daar nog niet lang alleen zo staan,
maar iemand juist van hen was heengegaan,
zo, als men in gezelschap binnentreedt
in stilte, en weet dat er gesproken is,
maar niemand u wil zeggen wat het was.
Het is of er een engel op dit gras
getreden is en juist verdwenen is,
zodat nog alles luistert naar zijn tred
en halmen, grassen staan nog in gebed.


(J.W.F. Werumeus Buning)

Lieve mensen van Pasen, Martinigangers,

Op de foto zien wij de nieuwe Paaskaars, het licht van de opgestane Heer, temidden van het groen en de gele narcissen. Het licht van Christus schijnt in onze wereld, als een lichtend vuur dat nooit meer dooft. Kunstenaar Matty de Vries vertelt haar verhaal over het thema en de symboliek van deze kaars. Ik wens jullie een gezegende Pasen, houd moed, heb lief!

Christus verschijnt aan Maria in de tuin (Rembrandt van Rijn)

In de tuin staat een vrouw bij een graf. Het is donker om haar heen, hier ligt een vriend, nog maar pas begraven. Hij is vermoord na een schijnproces. Zij was erbij, zij heeft Hem niet alleen gelaten, zij is hem gevolgd tot onder het kruis.

In de tuin staat een vrouw bij een geopend graf, Maria van Magdala. Zij huilt en huilt… een beeld van intens verdriet, zij is opgesloten in rouw en verlies. Het is een beeld dat diep in ons hart doordringt, vanochtend op deze eerste dag van de week, de zondag van Pasen.

In een waas van tranen buigt Maria zich naar het lege graf. Op dat moment ziet zij twee hemelse boodschappers zitten in witte kleren, één bij het hoofdeind en één bij het voeteneind van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen. “Waarom huil je”, vragen ze aan haar. Zij spreken haar aan, zien haar staan, Maria kan haar hart luchten, uiting geven aan haar pijn, zo ontstaat er wat ruimte in haar eenzaamheid en verdriet. “Ze hebben mijn Heer weggenomen, en ik weet niet waar ze hem naartoe hebben gebracht”, antwoordt Maria.

En dan gebeurt er iets dat zo wezenlijk is en aangrijpend… Maria draait zich om, zij staat met de rug naar het lege graf, zij ziet een tuinman staan, zonder in hem haar gestorven vriend te herkennen.

Rembrandt tekent die tuinman, de opgestane Christus, met een grote hoed op en met een schop in zijn linkerhand, met zijn rechterhand reikt hij naar Maria die geknield op de grond zit. Zij ziet er wanhopig uit, ze weet niet waar ze het zoeken moet en kijkt handenwringend naar hem op. Ook hij vraagt haar: “Waarom huil je? Wie zoek je?” Ook bij hem lucht zij haar hart: “Als u hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u hem hebt neergelegd…”

En dan noemt de tuinman haar bij haar naam: ‘Maria’. Zij keert zich naar Hem toe en pas dan herkent zij in de tuinman haar gestorven vriend. Hij noemt haar naam en zij antwoordt met: ‘mijn meester, rabboeni’.

Christus verschijnt aan Maria in de gestalte van een tuinman, een hovenier. De tuin van Jozef van Arimatea wordt hier een nieuwe tuin van Eden. En zoals de eerste Adam hovenier was in die oertuin van den beginne, zo verschijnt Christus als de tweede Adam, als een hovenier aan Maria.

Temidden van het groen en de gele narcissen schijnt het licht van Christus, licht dat geen duisternis of dood nog ongedaan kan maken. Hij is de hovenier in de tuin van ons bestaan, in onze wereld. Hij is de hovenier van ons hart, van ons leven. Zou dat niet een zinvol beeld zijn om bij stil te staan in deze tijd van crisis? Wat heeft deze tuinman te doen in de tuin van mijn leven? Is de bodem vruchtbaar, komt er voldoende licht binnen, is er ruimte voor groei, wat doet het goed, wat dreigt te worden verstikt? Wat moet gesnoeid of gewied in onze tuin? De hovenier houdt een schop in zijn hand, deze verwijst naar het zware werk wat gedaan moet worden, spitten, schoffelen, zaaien, snoeien, wieden. De hovenier heeft een zeer aandachtig oog, hij ziet de tuin als een geheel, een ecosysteem waar alles met alles samenhangt, waar hij zorgt voor de juiste omstandigheden om iedere boom en iedere plant, iedere bloem tot zijn recht te laten komen.

En zo legt Johannes zijn eigen accent in het Paasevangelie, een vrouw ontmoet opnieuw, in de gestalte van een hovenier, haar leermeester in een tuin, de tuin van onze wereld, onze aarde die in de greep is van een wereldwijde crisis, de aarde die op vele plekken snakt naar adem, die uitgeput en verwoest wordt. Christus, de tuinman, ziet Maria staan, ziet ons staan en roept ons bij onze naam, en wij beantwoorden zijn stem, wij staan op uit onze angst en onmacht, keren om van het lege graf en komen in beweging… en zingen een Paaslied (NLB 630)

Sta op! Een morgen ongedacht,
Gods dag is aangebroken,
er is in één bewogen nacht
een nieuwe lente ontloken.
Het leven brak door aarde en steen,
uit alle wonderen om u heen
spreekt, dat God heeft gesproken.

Hij heeft gezegd: Gij mens, kom uit,
open uw dode oren;
kom uit het graf dat u omsluit,
kom uit en word geboren!
Toen heeft zich in het vroegste licht
de nieuwe Adam opgericht,
ons allen lang tevoren.

– Matty Metzlar

Stille Zaterdag en Paasnacht, 11 april 2020

Het is Stille Zaterdag. Wij mensen zijn volledig op onszelf teruggeworpen, na de tragische gebeurtenissen van de Goede Vrijdag, de kruisdood van Jezus. Voor ons ligt de onmetelijke diepte van de nacht, de donkere nacht waar we doorheen moeten, de Paasnacht. Zoals we ook in de huidige crisis ten gevolge van de corona-pandemie nu met zijn allen door een diep dal moeten; een lange reis, niemand weet hoe lang, maar we moeten er de tijd voor nemen. Het is als een lange donkere tunnel, waar we de hoop mogen vestigen op het voorzichtige nieuwe licht dat aan het eind van de tunnel gloort.

In het schaarse maanlicht

We beginnen de Paasnachtviering ieder jaar in een donkere Martinikerk. Alleen staat dit jaar slechts de nieuwe Paaskaars in het donker te wachten. Door de grote vensters van de kerk schijnt het maanlicht. Dat brengt ons een strofe uit de Matthäus Passion van Bach in herinnering:

So ist mein Jesus nun gefangen.
Laßt ihn, haltet, bindet nicht!
Mond und Licht
ist vor Schmerzen untergangen,
weil mein Jesus ist gefangen.
Laßt ihn, haltet, bindet nicht!
Sie führen ihn, er ist gebunden.

We lezen Lucas 23 vers 54 t/m 24 vers 11 (NBV)

Het was de voorbereidingsdag, de sabbat was bijna aangebroken. De vrouwen die met Jezus waren meegereisd uit Galilea, volgden Josef naar het graf om het te bekijken en om te zien hoe Jezus’ lichaam er werd neergelegd. Daarna gingen ze naar huis en bereidden ze geurige olie en balsem. Op sabbat namen ze de voorgeschreven rust in acht.

Maar op de eerste dag van de week gingen ze bij het ochtendgloren naar het graf met de geurige olie die ze bereid hadden. Bij het graf aangekomen, zagen ze echter dat de steen voor het graf was weggerold, en toen ze naar binnen gingen, vonden ze het lichaam van de Heer Jezus niet. Hierdoor raakten ze helemaal van streek. Plotseling stonden er twee mannen in stralende gewaden bij hen. Ze werden door schrik bevangen en sloegen de handen voor hun ogen. De mannen zeiden tegen hen: “Waarom zoekt u de levende onder de doden? Hij is niet hier, hij is uit de dood opgewekt. Herinner u wat hij u gezegd heeft toen hij nog in Galilea was: de Mensenzoon moest worden uitgeleverd aan zondaars en moest gekruisigd worden en op de derde dag opstaan.” Toen herinnerden ze zich zijn woorden.

Ze keerden terug van het graf en gingen aan de elf en aan alle anderen vertellen wat er was gebeurd. De vrouwen die het graf bezochten, waren Maria uit Magdala, Johanna, Maria de moeder van Jakobus, en nog enkele andere vrouwen die hen vergezelden. Ze vertelden de apostelen wat er was gebeurd, maar die vonden het maar kletspraat en geloofden het niet.

Overweging

Normaal is de Paaswake de meest uitbundige viering van het kerkelijk jaar. We vieren de doorbraak van licht en leven met alles wat we in huis hebben aan vormen en liederen, woorden en gebaren. Het licht wordt binnengedragen, we lezen hoofdlijnen uit de Schrift, staan stil bij de betekenis van onze Doop en vieren rond de Tafel de gemeenschap met de Levende Heer. Dit jaar is het allemaal anders. Noodgedwongen blijven alle vormen die die traditie ons aanreikt achterwege. We moeten het doen met slechts afbeeldingen van de nieuwe Paaskaars.

Ongewild worden we één met wie geen bruikbare woorden of gebaren meer hebben door wat het leven bracht. Geschonden vertrouwen, zorg, gemis van gezondheid, verdriet – het donker kan diep zijn. Het evangelie van de Paasnacht begint in dit donker, met leegte en stilte. Dat kan misschien helpen om toch schoorvoetend de beweging te maken, de overgang van donker naar licht, van moedeloosheid naar vertrouwen, van stilte naar een lied.

De leerlingen van Jezus zijn al een tijdje buiten beeld. Ze hadden Hem verraden of verloochend – of waren angstig weggevlucht. Enkele vrouwen waren wel bij Jezus gebleven. Lucas had ze een paar keer eerder genoemd, terloops en anoniem. In Galilea waren zij door Jezus bevrijd van boze geesten en van ziekten. Sindsdien waren zij Jezus nagevolgd. De gegevens zijn summier maar veelzeggend, want in die tijd en omstandigheden horen vrouwen bij het meest rechteloze deel van de samenleving. En bezetenen en zieken zijn daarenboven ook nog in de greep van duistere krachten.

Jezus had hen aangesproken en opgericht. In Galilea had Hij hun leven een nieuwe wending gegeven. En ze waren opgestaan, achter Jezus aangegaan en Hem nagevolgd. Van Galilea naar Jeruzalem. En daar: van het Sanhedrin naar Pilatus en van Pilatus naar Golgotha. Telkens gebruikt Lucas het woord navolgen. In het verhaal van de Paasnacht leggen zij de laatste etappe af: zij volgen Jezus na tot aan het graf. “De vrouwen, die met Jezus waren meegereisd uit Galilea, volgden na en zij bekeken het graf en hoe zijn lichaam werd neergelegd.” Tot zover het duister, de verloren hoop.

Dan vertelt Lucas van twee mannen in blinkende gewaden. Dat had hij een keer eerder gedaan: in het verhaal van de verheerlijking van Jezus op de berg (Lucas 9:30). Het waren Mozes en Elia, de verpersoonlijking van Wet en Profeten, van de Schrift. Zij spraken met Jezus over zijn Exodus. Ook nu bij het lege graf verschijnen Mozes en Elia om over de Uittocht te spreken. Weer klinkt het getuigenis van Wet en Profeten. “Wat zoekt ge de Levende bij de doden? Hij is niet hier.

Mozes en Elia – volgens de Schrift is er van hen beiden op aarde geen graf gevonden – zij zijn de verpersoonlijking van het getuigenis van de Schrift, dat ook Jezus niet in een graf te vinden is. Hij is de Levende en zijn woord dat de vrouwen in Galilea had opgericht klinkt nog steeds. Op grond van dit verstaan van de Schrift keren de vrouwen het graf de rug toe. En op dat moment in het verhaal krijgen deze tot nu toe anonieme vrouwen hun naam: Maria van Magdala, Johanna, Maria, moeder van Jakobus. In de navolging krijgen zij hun naam, hun identiteit. Zij weten dat navolging betekent: weggaan van het graf van Jezus, omdat zijn woord nog steeds een bron van leven is.

De leerlingen van het eerste uur hebben nog een lange weg te gaan voor zij dat verstaan. Pas in het verhaal van de hemelvaart (Handelingen 1:10) begint het te lukken. Dan verschijnen voor de derde maal die twee mannen. “Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel?” Dat hun weg achter de Heer niet stopt bij zijn graf hadden ze inmiddels begrepen. Maar dat zij hun hart ook niet in de hemel moeten hebben, maar op de aarde, die Beloofd Land moet worden, dat moet het getuigenis van Mozes en Elia hen nog duidelijk maken. Zo gaat het verhaal via Jeruzalem verder. Van daaruit is het de wereld overgegaan. En telkens opnieuw als het getuigenis van Wet en Profeten klinkt, worden mensen weggeroepen uit het graf van moedeloosheid en traagheid en op weg gezet achter de Levende aan – op weg, altijd op weg – naar Jeruzalem Nieuw, waar God de tranen zal afwissen en waar het donker voorgoed is opgeklaard.

– Ynte de Groot

Muziek in de Paasnacht

Van oudsher wordt in de Paasnacht het Victimae Paschali Laudes gezongen. In het verleden werd het ook wel op het orgel van de Martinikerk gespeeld aan het eind van de Paasnachtviering. Luister via Youtube naar een opname van het Victimae Paschali Laudes vanuit de Notre Dame in Parijs. Zoals wij terugverlangen naar onze vieringen, zo doen ze dat in Parijs sinds de Goede Week van 2019 al een jaar lang. Beschouw dit als een mooie vorm van solidariteit. [Een link naar dezelfde opname, mét de Latijnse tekst en Nederlandse vertaling daarvan, vind je op de pagina van de Priorij Thabor te St. Odiliënberg.]

De ‘protestantse versie’ hiervan is cantate BWV 4 van Johann Sebastian Bach. Er zijn op internet vele uitvoeringen van te vinden, luister bijvoorbeeld hier naar een orgeluitvoering van het koraal BWV 625 ‘Christ lag in Todesbanden’. In beide muziekstukken (Victimae Paschali Laudes en Christ lag in Todesbanden) zou je dezelfde hoofdmelodie kunnen herkennen.

De paaskaarsen van 2020

Voor de 31e keer de paaskaarsen, de grote en de kinderkaars. Ik weet nog dat ik 1990 als eerste jaar op de kaarsen zette in m’n oude koude atelier in de stad. Ieder jaar op Goede Vrijdag kwam Hans van der Veen ze ophalen. Dit jaar gaat dat iets anders, Hans werkt thuis en haalt ‘m iets eerder, en ik woon ondertussen al vijf jaar in Ezinge.

Het thema van dit jaar is een gedicht van Remco Campert, uit Vogels vliegen toch (1951).

CREDO

ik geloof in een rivier
die stroomt van zee naar de bergen
ik vraag van poëzie niet meer
dan die rivier in kaart te brengen

ik wil geen water uit de rotsen slaan
maar ik wil water naar de rotsen dragen
droge zwarte rots
wordt blauwe waterrots

maar de kranten willen het anders
willen droog en zwart van koppen staan
werpen dammen op en dwingen
rechtsomkeert

De harde koppen besloot ik letterlijk zwart op wit neer te zetten in woorden. En ik werkte aan de kracht van water en rotsen. De krantenkoppen die harde feiten neerzetten en ongenadig schreeuwend neerdrukken en tegelijk water naar de rotsen dragen, wat symbool staat voor de zachte krachten, tegen de verdrukking ingaan.

Hoe waar is het, zeker nu in de coronacrisis, dat de zachte krachten ontzettend nodig zijn, opstaan, helpen waar je kunt en je niet gek laten maken door harde feiten. De zwart-witte krantenkoppen heb ik daarom achter blauw van de lucht wat verzacht en uiteindelijk schijnt zonlicht er overheen. Je kunt ze nog lezen, maar ze worden door het licht opgezogen. Dat er uit deze wereldwijde crisis iets mag opbloeien, we weer buigen voor de schoonheid van de natuur, genieten van de kleinste bloem die zonder vragen bloeit nu het weer lente is. Respect hebben voor de aarde en voor elkaar, dat we uiteindelijk weer als één organisme mogen ademen. Dat alle kaarsen die dit jaar aan de paaskaarsen worden aangestoken een stukje licht mogen brengen.

De kinderkaarsen maak ik altijd in dezelfde kleuren, maar ik vertaal de grotemensendingen naar iets wat bij hen past.

– Matty de Vries (www.mattydevries.nl)

P.S. Drie foto’s van de nieuwe paaskaars zijn tussengevoegd bij de overweging van Ynte de Groot (hierboven). Nog twee extra foto’s van deze nieuwe kaars zie je vanaf morgen op deze website, bij de overweging van Paasmorgen, 12 april 2020.

Witte Donderdag, 9 april 2020

Lieve Martinigangers,

Wat mis ik in deze bijzondere tijden de ruimte van de Martinikerk, de vieringen, ons samenzijn… en wat geeft dat gemis, dat verlangen ook troost en kracht, omdat we ervaren hoe kostbaar en waardevol het is om te kunnen samenkomen in een viering!

Ik probeer een overweging te schrijven voor Witte Donderdag. Het helpt mij wanneer ik vanochtend mijn ogen sluit en in verbeelding de Martinikerk binnenga, rustig door het middenpad naar voren loop, het licht komt zo mooi en kleurrijk naar binnen stromen door de nieuwe glas-in-loodramen, de Paaskaars brandt en op de tafel staat de icoon die mij aanziet. Als ik vooraan ga zitten, kijk ik door de glazen deur en zie het hemelsblauw gewelf van het hoogkoor. Ik stel mij voor dat wij in een kring rond de tafel staan, en ik ga met mijn ogen rond en zie jullie staan, één voor één, in verbondenheid met elkaar, we wensen elkaar de vrede van Christus. Wanneer ik mijn ogen weer open, zing ik het lied dat zo verweven is met Witte Donderdag, Ubi caritas et amor, Deus ibi est.

De voetwassing (Rembrandt van Rijn), bij Johannes 13:1-15

Het is de avond van Witte Donderdag, de avond vóór Jezus zijn overlevering en dood. Het is een beladen avond, hij houdt zijn laatste maaltijd met zijn naaste leerlingen. En het gebeurt tijdens deze maaltijd, dat Jezus opstaat en de stoffige bevuilde voeten gaat wassen van zijn leerlingen. Dienstbaar werk is het, slavenwerk. Jezus heeft een linnen doek omgeslagen, dat is natuurlijk praktisch om de voeten te wassen en te drogen. Maar een linnen doek is ook begrafeniskleding. Jezus zal in een linnen doek begraven worden. Hij reinigt hen en wrijft de voeten van zijn discipelen droog met deze linnen doek.

Iemand die jouw voeten begint te wassen komt dicht bij je, raakt je aan, je laat het gebeuren… dat kan moeilijk zijn voor ons mensen. We willen zo graag onafhankelijk zijn, autonoom, zelf actief bepalen wat er gebeurt met je leven, dat geeft een gevoel van controle. We worden in onze samenleving niet echt aangemoedigd om dienstbaar te zijn of bescheiden. Nee, verpleegkundigen, schoonmakers, docenten, ze hadden weinig waardering of aanzien. Nee, integendeel, je moet van je eigen leven een geweldig project maken en jezelf steeds maar verbeteren en je onderscheiden en concurreren met een ander. Maar nu is de wereld tot stilstand gekomen door een virus, nu komt juist onze kwetsbare en afhankelijke kant aan het licht. We leven niet los van elkaar, we zijn verbonden met elkaar, met al wat leeft, in geven en ontvangen. Wat hebben we elkaar nodig!

De meester stelt zich op als een dienaar en buigt zich onder de voeten van zijn leerlingen, het is de omgekeerde wereld. Petrus protesteert maar Jezus wijst hem terecht: “Als je je niet door mij laat wassen, dan kun je niet bij mij horen, dan ben je niet met mij verbonden”.

Voetwassing (Sieger Köder)

Het schilderij ‘Voetwassing’ van Sieger Köder raakt mij, alleen al door de lichamelijke nabijheid die er uit spreekt. Jezus ligt geknield met blote voeten, een joodse gebedsmantel omgeslagen, zijn hoofd blijft verborgen. Petrus valt in het oog, met zijn voeten in het water. Zijn handen maken een dubbel gebaar, zo herkenbaar voor ons, denk ik. Een afwerend gebaar in zijn linkerhand… ik wil het niet, ik begrijp het niet, ik ben bang, ik geloof het niet… en een gebaar van vertrouwen en overgave in zijn rechterhand, die rust op de schouder van zijn leermeester, nabij en intiem. Maar als je goed kijkt ontdek je nog iets, het gelaat van Jezus is zichtbaar op een indirecte manier, het water in de waskom spiegelt zijn gelaat, het water met daarin de voeten van Petrus. Het is een prachtig en diepzinnig beeld. De voetwassing als een teken van verbondenheid met de Leermeester, hij wil zijn leerlingen inwijden in zijn manier van leven, zijn voet-sporen, die ook door het lijden heen zullen gaan.

Het is moeilijk voor Petrus, dat Jezus zich buigt onder zijn voeten, zijn blote voeten aanraakt en schoonwast, voeten die in contact zijn met de aarde, blote voeten die hem dragen, die door het vuil van de wereld lopen, die kwetsbaar zijn omdat je kan struikelen, of je kan verwonden onderweg. Verdriet, ziekte, verlies… het overkomt ons, wat worden we daarbij bepaald in deze corona-crisis. Jezus wast de voeten van zijn leerlingen en zij laten deze wikkelen en drogen in een linnen doek, zijn begrafeniskleed. Zo wast hij eigenlijk ook onze voeten en geeft op die manier iets door van de messiaanse weg van vrede en naastenliefde. Hij nodigt ons uit om ons eigen verdriet, onmacht of twijfel, onze kwetsbare kanten en verwondingen niet te overschreeuwen of uit de weg te gaan, maar te verbinden met dat leven in dienstbaarheid. In het gebaar van de voetwassing brengt Jezus ons bij het tegendraadse en dwaze van het geloof: Gods rijk is niet van deze wereld, maar van een omgekeerde wereld, een meester wordt dienaar, in zwakheid of kwetsbaarheid blijkt kracht schuil te gaan.

Ik besluit met een gedicht over de liefde: ‘Wat het is’ van de joodse vredesactivist Erich Fried.

Het is onzin
zegt het verstand
Het is wat het is
zegt de liefde

Het is ongeluk
zegt de berekening
Het is alleen maar verdriet
zegt de angst
Het is uitzichtloos
zegt het inzicht
Het is wat het is
zegt de liefde

Het is belachelijk
zegt de trots
Het is lichtzinnig
zegt de voorzichtigheid
Het is onmogelijk
zegt de ervaring
Het is wat het is
zegt de liefde.

– Matty Metzlar

Palmpasen: Niet over het paard getild

Geen Martinidiensten tot en met 31 mei vanwege de corona-maatregelen. Voor afgelopen zondag 29 maart had Marga Baas een korte overdenking verzorgd, ditmaal heeft Jaap Koopmans zijn gedachten aan het papier toevertrouwd (maar dan digitaal), voor Palmzondag 5 april 2020. Lees het hieronder, we weten zeker dat het je zal opvrolijken. Het bijpassende Bijbelgedeelte is Marcus 11 vers 1 t/m 11.

Beminde gelovigen,

Onderweg tussen het dorp Eelde en de buurtschap Winde, kom ik langs een weiland waarin een ezel loopt. Ik ga langzamer en de ezel kijkt mij aan, althans dat verbeeld ik mij. Een ezel kan kijken en tegelijk niet kijken, staren. Een ezel is op het eerste gezicht, op het eerste gehoor, ja ja, ia, ia, een onnozel beest. Een ezel is bijvoeglijk dom. Een ezel is ongecompliceerd, simpel, niet een hooghartig, niet een parmantig dier. Heeft een paard hoofd en benen, een ezel heeft kop en poten, rechttoe rechtaan. Een paard is een edel dier maar – met alle respect – soms net iets teveel, hoofd in glanzend gepoetst tuig, en op hoge benen in hooghartige passen, dravend, hoogdravend. Gedresseerd, gedisciplineerd, hogeschool. Een ezel is dicht bij de grond, laaggeletterd, kop en poten, kop aan een touw, de poten in de modder. Dat gaat ook niet zo hard, een ezel, dat is zwoegen en sjokken. Een ezel is een lastdier, dat merk je aan alles, een werkezel.

Om aan te spiegelen? Kennen we elkaar? Ons kent ons. En warempel, dat meen ik allemaal in één oogopslag te zien in een weiland even buiten Eelde. Een ezel, hoe kom ik van Eelde via Winde – langs wolken, lucht en Winde –, via die ezel, via mijzelf, via jullie, via via, ia ia, in Godsnaam, in een Bijbelverhaal terecht? Ik vermoed via een omweg. Zoals meestal in het leven, zoals meestal in geloof. Geloven is vrijwel nooit rechttoe rechtaan, vaker via omwegen, kronkelpaden, een smalle weg. Een tocht waarop ik jullie vraag met mij mee te reizen. Als het aan mij ligt, liefst wel, een gelukkige reis. Het gaat trouwens nog anders, ga maar bij jezelf na, de reis begint niet nu pas, begint al bij Jezus en nog eerder, ver vóór hem, vér voor ons, een profetische voorspelling in een psalm: “Gezegend die komt in de naam van God”, God heeft Licht geschapen, vier feest met groene takken, lente.

Als ik dat zo in mij om laat gaan, dan zijn het aan de ene kant profetische woorden, hoogdravend, die worden vervuld. Aan de andere kant is het een verhaal van een gewoon mens op een ezel, schoorvoetend. Die Goddelijke ezelrijder die we leren kennen, hebben leren kennen, steeds beter, steeds wonderlijker, vertrouwd en vreemd tegelijk. Het Godswonder van herkenning. Omdat Jezus niet over het paard getild is, past hij zo goed op een ezel. Een gewone man, uit één stuk. En hier voor ons richting Pasen, dit jaar nog meer symbolisch, hoe dat verder gaat. Hoe zal dat waar worden in een lege straat? Een leeg dorp, een lege stad, een leeg land, een lege wereld? Gespiegeld? Niet hoog te paard, maar laaggezeten op een ezel, Hosanna, hei sanna, ho sanna hei, lang zal hij leven in de Gloria, ia. Onderdeel van zijn reis, zijn levensreis, ‘onze reis’ zal gaan via een omweg, neergang door de diepte, verbeeld door, op een ezelin, dat misschien wel onnozele maar ook heel gevoelige dier. Eenvoudig, niet met groot materieel en wapengekletter, maar wel: Houdt moed!

En de leerlingen en volgers, ze doen wat hij zegt, de geschiedenis voltrekt zich in de vanzelfsprekendheid waarmee de gebeurtenissen elkaar opvolgen. En het gebaar wordt begroet door de, ook gewone mensen van de straat, wij? In het leven van alledag, in deze bijzondere tijd, zie je soms zo’n wonder gebeuren, juist dan, juist nu. Zo kunnen we deze gebeurtenissen lezen, waar we zelf misschien wel aan mee zouden willen doen, als leerlingen en volgers. Het gebaar begroeten van een echt mens van God, mens met God, Jezus begroeten in mijn bestaan. Het is prachtig weer daar, vermoed ik, hier, mensen trekken spontaan hun mantels uit. Plaveien de stoffige weg met de allermooiste kleren, zo krijgt niet alleen de weg kleur. Zo krijgt het hele leven kleur. Zo wordt het een feestelijke optocht, van mannen en vrouwen, vaders en moeders, kinderen, ook de allerkleinsten in hun mooiste kleren mogen mee. Al is dat dan dit jaar niet mogelijk, zelfs verboden, dan vrijwel vast en zeker volgend jaar: Palmpasen 28 maart 2021. Laat het klinken als een voorspelling, een belofte. En daarmee heeft die kleine optocht van ooit, nu een extra betekenis. Twee eenvoudige stukken hout, twee, een kruis, het krijgt een emotionele lading die nog eens extra wordt versterkt, in de dubbelzinnigheid ervan, een kruis: hout moet. Feest met een traan en een lach, en daarom een dubbelzinnig feest. (Heeft niet ieder feest, niet alleen nu, maar altijd ook ergens een droevige ondertoon, die een feest nog meer tot feest maakt?)

Als we zo de verbinding kunnen maken met deze dag, deze tijd. Als je je daaraan durft overgeven, krijgt het door alles heen de trekken van een vreugdedans. Leven, de dans niet vergeten, ook al is het ritme verstoord. “Hosanna, gezegend hij die komt in de naam van God”. Een ezel die ons bescheiden maakt, het lied dat ons uitbundig maakt over het wonder van leven, juist ook nu. Primair en basaal, oorspronkelijk, teruggebracht naar oorsprong, bron en hoop ik daaruit het wonder van leven, geloven, open en liefhebben. Liefde in tijden van Corona!

Nog even terug naar de ezel van het begin. Omdat Jezus niet over het paard getild is, paste hij zo goed op een ezel.

In de morgen, nog in de ochtendmist, een wandeling.
De kleur nog vaag, de grond al in het groen.
De lucht nog ijl een prachtig licht van toen,
Stil grazend met een grijze vacht, zie ik opeens op bleke
poten een jonge ezel; zijn oren leken
nergens op en dan die domme kop.
Haar doorzichtige ogen blonken
als water, ernstig en bezonken
en onpartijdig was haar blik.
Ik raakte in verwondering, het zal eerbied zijn geweest,
wat dom, hoezo dom, en wie weet nog meer.
Want het was dit mooie, ongeschonden beest,
waarmee ik anders verder ging.
Een ervaring van tijdloze herinnering:
Besef zoals het is geweest en weer zal zijn.
De gaafheid, de zachtzinnigheid,
een speelse ernst en dromerigheid,
O kan dat steeds beginnen, en weer zo zijn,
na een geduldig ongeduldig wachten
kan dat steeds opnieuw beginnen,
langs een weiland met een ezel.
Ik vermoed dat zij er nog net zo staat, die ezelin.
Kijkend niet kijkend.
Ik kijk naar haar, alsof er iemand op haar rug heeft gezeten. Ja ja, ia, ia.

– Jaap Koopmans

Meditatie voor zondag 29 maart

Nu we vanwege de corona-situatie voorlopig geen Martinidiensten met elkaar kunnen vieren, in ieder geval tot en met 31 mei 2020, nu de kerken noodgedwongen leeg blijven, moeten we op zoek naar andere vormen om elkaar te bemoedigen, ondersteunen en inspireren. Voor zondag 29 maart heeft Marga Baas een meditatie geschreven, passend bij het Bijbelverhaal over Martha en Maria en hun broer Lazarus die de twee zussen dachten te zijn kwijtgeraakt aan de dood. Lees deze meditatie hieronder:

Zondag 29 maart

Johannes 11 staat op het leesrooster vandaag. Een schokkend verhaal. Het barst bijna uit zijn voegen van de emoties. Martha en Maria zijn diep bewogen om Lazarus, hun broer. Ze doen een beroep op Jezus. De één met haar protest tegen de dood. De ander met haar tranen van verdriet. Beiden met hun geloof dat duisternis en dood het laatste woord niet mogen hebben.

Martha, als eerste van de twee, gaat met Jezus in gesprek, als Job met God. Zij houdt zich vast aan het geloof van Israël:
“Ik weet dat mijn broer zal opstaan bij de opstanding ten jongsten dage.”
“Ik ben de opstanding en het leven” antwoordt Jezus haar. Hij geeft daarmee te kennen wie hij is. Zijn woord, zijn weg betekent toekomst voor ieder die in angst en doem gevangen zit. Niet later, ooit – maar hier en nu is het mogelijk om op te staan tot een nieuw leven; een bestaan in verbondenheid met de Eeuwige, met God-Ik-zal-er-zijn.

Martha’s antwoord is een credo. Het omvat wat eerder in hetzelfde evangelie is beleden: door Nicodemus, door de Samaritaanse, door de blindgeborene. Zij zegt:
“Ik geloof dat u de Messias bent, de zoon van God die in de wereld komen zou.”
Haar geloof zet haar aan Maria op te zoeken, nog steeds gevangen in verdriet. Zij spoort haar zuster aan om op te staan, in de richting van hem die het leven zelf is. Zo worden beiden tot getuigen van opstandingsleven.

En Lazarus? Hij wordt uit het graf tevoorschijn geroepen. Op het moment dat hij de stem van de Messias hoort, komt zijn bestaan aan het licht. Het wordt Pasen.

Michel van der Plas schreef:

Als Jezus ver is, ben ik dood,
word ik gemist, ben ik alleen,
komt in mijn nacht mijn armoe bloot
en lijkt mijn leven wel van steen…
Als Jezus roept, roept Hij mijn naam,
brengt Hij mijn leven aan het licht,
is Hij de zon die ik beaam,
krijgen mijn ogen weer gezicht.

Hij weet het zelf, en Hij
is naar mij onderweg, altijd;
ik moet er zijn, Hij zoekt naar mij,
zijn lieve mens, om wie Hij schreit.
Ik roep U Jezus in mijn nacht,
ik roep U arm en bloot en kil,
U bent de God op wie ik wacht,
U bent het leven dat ik wil.

– Marga Baas

Spoor van Licht – Kerk open op donderdagavond

Volg op donderdagavond 6 december het Spoor van Licht en laat jezelf meenemen in een wereld van rust, muziek en kaarslicht.

Studeren, werken, vrijwilligerswerk, een gezin, een sociaal leven…: de maatschappij tekent zich tegenwoordig door een volle en drukke agenda. Hebben we nog wel tijd om uit te rusten en tot onszelf te komen?

Op donderdagavond 6 december (koopavond in Groningen) is de Martinikerk van 20:00 tot 22:30 uur geopend en verlicht met honderden kaarsjes. Iedereen is welkom om te luisteren naar meditatieve muziek, een moment van rust te ervaren en/of zelf een kaars aan te steken (die je gratis aangeboden krijgt). De deur staat open en de toegang is vrij.

In navolging van de Night of Light (in de Domkerk in Utrecht) hopen we dat we met dit Spoor van Licht aan het begin staan van een nieuwe, maandelijkse traditie. Meer info op www.spoorvanlicht.nl.